KINDERZITJES
om contact tussen de stoel en de be
nen van het kind te vermijden.
2
Controleer of het kinder
zitje of de voeten van het
kind een goede vergren
deling van de voorstoel
78 en 73 niet belemmeren.
Voordat u een kinderzitje
op een van de achter
stoelen installeert, moet
u ervoor zorgen dat de
functie "Easy Access Seat" is uit
geschakeld voor de bestuurders-
en/of passagiersstoel voorin
134.
RISICO OP LETSEL.
Verwijder in ieder geval de hoofdsteun
van de stoel achter waarop het kinder
zitje is geplaatst 78. Zet de achter
stoel indien nodig zo ver mogelijk naar
achteren. Dit moet gebeuren nadat u
het kinderzitje plaatst. Controleer of
het kinderzitje goed tegen de rugleu
ning van de achterstoel rust.
1 0 2 - K e n u w a u t o
Wanneer een ISOFIX-
kinderzitje op de zit
plaats aan de linkerkant
achterin wordt geïnstal
leerd, kan de middelste zitplaats
niet meer worden gebruikt. De
middelste autogordel is immers
niet meer toegankelijk of bruik
baar.
Monteer het kinderzitje
bij voorkeur op een zit
plaats achterin.
Om op deze zitplaats
een ISOFIXkinderzitje te installe
ren, maakt u eerst de autogordel
los nadat u de bouten vastzet.
Installatie van de zittingverhoger
(groep 2 of 3)
Controleer of de veiligheidsgordel
80 correct werkt (oprolt).
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
– plaats de schouderriem op de
schouder van het kind zonder de nek
te raken;
– plaats de heupriem zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas indien nodig de stand van de au
tostoel aan.