Download Print deze pagina

Advertenties

MEGANE
100% ELEKTRISCH
instructieboekje

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Renault Megane E-Tech 2022

  • Pagina 1 MEGANE 100% ELEKTRISCH instructieboekje...
  • Pagina 3: Welkom Aan Boord Van Uw Elektrische Auto

    Welkom aan boord van uw elektrische auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 4: Buitenkant

    BUITENKANT card ➥ 1.21 Elektrische ruiten ➥ 3.23 portieren vergrendelen/ontgrende- Wissen voorruit ➥ 1.121 en ➥ 1.126 len ➥ 1.33 Ontwasemen ➥ 3.6 en ➥ 3.11 Spiegels ➥ 1.81 Onderhoud van de carrosserie ➥ 4.11 Opladen ➥ 1.8 Verlichting: werking ➥ 1.112 Verlichting: vervangen ➥...
  • Pagina 5 INTERIEUR De juiste zithouding ➥ 1.44 Opbergruimte, indeling interieur ➥ 3.27 Hoofdsteun achter ➥ 3.32 Achterbank ➥ 3.33 Hoofdsteunen voor ➥ 1.37 Op de voorplaats(en) ➥ 1.38 Voor de veiligheid van de kinde- ren ➥ 1.62 Vervoer van bagage ➥ 3.37...
  • Pagina 6 BESTUURDERSPOSITIE Instrumentenpaneel ➥ 1.92 Versnellingsschakelaar ➥ 2.5 Knoppen boordcomputer ➥ 1.100 Multimediascherm ➥ 3.21 Buitenverlichting ➥ 1.112 Stoelverwarming(en) ➥ 1.38 V e r w a r m i n g - / S n e l h e i d s r e g e l a a r Airconditioningsysteem ➥...
  • Pagina 7 RIJHULPSYSTEMEN ABS (antiblokkeersysteem) Snelheidsbegrenzer ➥ 2.74 ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Snelheidsregelaar ➥ 2.78 Hulp bij wegrijden op een helling ➥ 2.27 Stop and Go adaptieve snelheidsre- gelaar ➥ 2.83 Lane departure warning ➥ 2.32 Detectie van verkeersborden ➥ 2.71 Preventie verlaten rijstrook ➥ 2.37 Noodpreventie verlaten rijstrook Parkeerhulp ➥...
  • Pagina 8: Veiligheid In De Auto

    VEILIGHEID IN DE AUTO Middelste Airbag ➥ 1.56 Voorste Airbags ➥ 1.49 ZijruitAirbags ➥ 1.56 Uitschakelen van de pas- sagiersairbag voorin ➥ 1.58 ➥ 1.76 Zijdelingse Airbags ➥ 1.56 Autogordels ➥ 1.44...
  • Pagina 9: Een Auto Identificeren - Etiketten

    EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN Technische informatie voor de Beoordeling van een voertuigidentifica- hulpdiensten ➥ 6.3 tienummer ➥ 6.2 Identificatieplaatje ➥ 6.2 Identificatie van de motor ➥ 6.4 Bandenspanningsetiket ➥ 2.22 ➥ 4.7...
  • Pagina 10 DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud) remvloeistof ➥ 4.4 400V-circuits ➥ 1.2 Accu ➥ 4.9 Koelvloeistof ➥ 4.4 Ruitensproeiervloeistof ➥ 4.4 Motorkap openen ➥ 4.2...
  • Pagina 11 PECHHULP Vervangen van een/de ruiten- wisserblad(en) voorruit ➥ 5.20 Lekke band ➥ 5.2 De gereedschappen ➥ 5.5 Vervangen lampen van de koplam- pen ➥ 5.10 Sleeppunt voor ➥ 5.22 Vervangen van het ruiten- wisserblad achter ➥ 5.20 Vervangen Zekeringen ➥ 5.17 lampen van de achter- lichten ➥...
  • Pagina 12 0.10...
  • Pagina 13 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........0.11...
  • Pagina 14 0.12...
  • Pagina 15: Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: kennismaken met uw voertuig Elektrisch voertuig: presentatie, belangrijke aanbevelingen, laden, programmeren ..... Kaart: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling........1.21 Portieren openen en sluiten.
  • Pagina 16: Presentatie

    ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (1/5) 1 Elektrische laadaansluiting (passagierszijde) 2 Tractiebatterij “400 volt” 3 Elektrische motor 4 Oranje elektrische bedrading 5 12 V hulpaccu...
  • Pagina 17 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (2/5) De elektrische auto heeft specifieke ken- merken, maar werkt op een gelijksoortige manier als een auto met verbrandingsmotor. Het fundamentele verschil van de elektri- sche auto is het exclusieve gebruik van de elektrische energie in plaats van de brand- stof voor auto’s met thermische motor.
  • Pagina 18 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (3/5) Accu’s Tractiebatterij “400 volt” 12 V-hulpaccu Deze batterij slaat de noodzakelijke energie De tweede accu in uw auto is een De elektrische auto beschikt over twee op voor de goede werking van de motor van 12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke typen accu’s: uw elektrische auto.
  • Pagina 19 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (4/5) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 volt gelijkspanning. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder span- ning staan. Let op de waarschuwingen op de stickers in de auto. “400V”-circuit Het symbool A lokaliseert de elektrische ele- Elke interventie of wijziging aan het elek-...
  • Pagina 20 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (5/5) Rijden Geluid Voetgangersclaxon Net als bij een auto met automatische trans- Elektrische auto’s zijn erg stil. U bent er nog Met de voetgangersclaxon kunt u andere missie moet u eraan wennen dat u uw lin- niet aan gewend maar andere weggebrui- weggebruikers waarschuwen, met name kervoet niet moet gebruiken en er niet mee kers zijn dat evenmin.
  • Pagina 21: Belangrijke Aanbevelingen

    ELEKTRISCHE AUTO: belangrijke aanbevelingen Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
  • Pagina 22 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/12) Schakelschema van de lading 1 Specifieke wandcontactdoos of laadpunt Raadpleeg bij vragen over de benodigde 2 Laadsnoer uitrusting voor het opladen een merk- dealer. 3 Oplaadaansluiting (aan passa- gierskant)
  • Pagina 23 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/12) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Opladen Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
  • Pagina 24 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/12) Laadsnoer A Laadsnoer B Raadpleeg voor de werking altijd aandach- tig het instructieboekje van het laadsnoerB. Deze kabel is specifiek voor uw auto en be- Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij: stemd voor de verbinding met wandcontact- –...
  • Pagina 25: Keuze Van Laadsnoer

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/12) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Keuze van laadsnoer De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld.
  • Pagina 26 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (5/12) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen Wisselstroom (AC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, contro- leert u het volgende: – de kleur en een van de letters op de aan- sluiting 1 moeten overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uit- einde 4 van de leiding;...
  • Pagina 27 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (6/12) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen (vervolg) Gelijkstroom (DC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, moet u controleren of de kleur en een van de letters op de aansluiting 3 overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 5 van de laadkabel.
  • Pagina 28: Oplaadaansluiting

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/12) De auto is uitgerust met twee laadcontacten aan passagierszijde, vooraan op de auto: – E-aansluiting voor opladen tot 22 kW; – F-aansluiting, afhankelijk van de auto, voor snel opladen. Er zitten ook twee knoppen aan de binnen- kant van de oplaadklep: ...
  • Pagina 29 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (8/12) Voorzorgsmaatregelen Aanbevelingen Het beschikbare energieniveau is afhanke- lijk van de batterijtemperatuur. Dit kan dus Voor dagelijks gebruik wordt aanbevolen om – Parkeer de auto bij erg warm weer bij variëren tussen het stoppen en opnieuw uw voertuig tot 80% op te laden om de le- voorkeur op een schaduwrijke/overdekte starten van het voertuig, als de accu koud vensduur van de batterij te verlengen.
  • Pagina 30: Opladen Van De Tractiebatterij

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (9/12) – controleer nadat u een klik hebt gehoord of het laadsnoer goed is vastgeklikt. Trek zachtjes aan de handgreep 10 om de ver- grendeling te controleren; – als u uitgesteld opladen hebt geprogram- meerd en u wilt toch meteen opladen, drukt u op de knop 7 om het laden te star- ten ➥...
  • Pagina 31 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (10/12) Tijdens het opladen knippert het waarschu- – een schatting van de resterende tijd Het display op het instrumentenpaneel ver- wingslampje 9 blauw. (vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt dwijnt na enkele seconden. Het verschijnt bij de resterende tijd niet meer weergege- het openen van een portier weer op het in- Wanneer het opladen start, is de volgende ven);...
  • Pagina 32 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (11/12) Opmerking: na een lange oplaadbeurt van de tractiebatterij kan de kabel warm zijn. Gebruik daarom de handgrepen. Voorzorgen bij het loskoppelen van de – ontkoppel de laadkabel 2 van de auto; aansluiting – u moet de 8 laadklep sluiten en erop drukken om deze te vergrendelen;...
  • Pagina 33 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (12/12) – aansluiten op een gewoon stopcontact, een oplaadpunt met wisselstroom of een snellaadpunt; – raadpleeg de gebruikshandleiding van uw auto voor meer informatie over het laden. Sticker 13 Het etiket 13 aan de rechterkant herinnert u aan de volgende instructies: Het etiket 13 op de laadklep 8 laat zien hoe –...
  • Pagina 34: Elektrisch Voertuig

    ELEKTRISCH VOERTUIG: opladen programmeren Als het programmeren is bevestigd, ver-  schijnt het controlelampje op het in- strumentenpaneel. Opmerking: het opladen begint als de motor wordt uitgeschakeld, de auto wordt aangesloten op een voedingsbron en toe- gang is toegestaan. Programmeren van het opladen U kunt kiezen uit verschillende oplaadmodi: –...
  • Pagina 35: Kaarten: Algemeen

    KAARTEN: algemeen (1/3) Met de kaart kunt u: Bereik van de card – vergrendelen/ontgrendelen van kleppen Het bereik van de afstandsbediening wordt en portieren, in- of uitklappen van voor- beïnvloed door de omgeving. Let er op dat portiergrepen; de portieren niet per ongeluk worden ver- –...
  • Pagina 36 KAARTEN: algemeen (2/3) Radiostoringen De werking van de afstandsbediening kan gestoord worden in de omgeving van een zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur die werkt op dezelfde frequentie als de af- standsbediening. Advies Stel de kaart niet bloot aan warmte, Verantwoordelijkheid van de koude of vocht.
  • Pagina 37: Riem Aanbrengen

    KAARTEN: algemeen (3/3) Riem aanbrengen 7 Steek de handriem in het onderdeel 8 en steek het uiteinde van de riem door de gesp. Schuif de behuizing achter 5 omlaag terwijl u Plaats de riem bij de opening 6 en sluit het op de zone A drukt.
  • Pagina 38: De Handsfree-Functie Uit- Of Inschakelen

    HANDSFREE KAART: gebruik (1/5) De handsfree-functie uit- of inschakelen Afhankelijk van de auto kunt u de ontgren- deling bij het naderen en vergrendeling bij het weglopen van de auto uit-/inschakelen. Ook het geluidssignaal dat klinkt als de auto wordt vergrendeld terwijl men ervan wegloopt, kan worden uit- of ingeschakeld Verantwoordelijkheid van de ➥...
  • Pagina 39 HANDSFREE KAART: gebruik (2/5) “Handsfree” ontgrendeling bij “Handsfree” vergrendelen Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen de toegangszone 1 blijft, wordt de vergren- het naderen van de auto vanop afstand deling op afstand uitgeschakeld. Als u de Als de kaart in de toegangszone 1 is, wordt Als u van de auto wegloopt met de kaart auto wilt ontgrendelen, drukt u op de knop 3 de auto ontgrendeld.
  • Pagina 40: Bijzonderheden Met Betrekking Tot Het Ontgrendelen

    HANDSFREE KAART: gebruik (3/5) Bijzonderheden met betrekking Bijzonderheden met betrekking tot het ontgrendelen tot “handsfree” vergrendelen In bepaalde omstandigheden wordt ontgren- Nadat de auto is vergrendeld met de hands- deling bij benadering van de auto uitgescha- free-functie, moet u ongeveer drie secon- keld: den wachten voordat u de auto weer kunt ontgrendelen.
  • Pagina 41: Gebruik Van De Card Met Afstandsbediening

    HANDSFREE KAART: gebruik (4/5) Vergrendelen met de kaart Druk, met de portieren en de bagageruimte gesloten, op de knop 3: de auto wordt ver- grendeld. De voorste handgrepen worden ingeklapt en de alarm- en zijknipperlichten knipperen tweemaal om aan te geven dat de portie- ren zijn vergrendeld.
  • Pagina 42: Ontgrendeling Van Het Laadsnoer

    HANDSFREE KAART: gebruik (5/5) Ontgrendeling van het laadsnoer Druk op de knop 5 om de laadkabel los te maken van de auto. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat.
  • Pagina 43: Kaart: Extra Portiervergrendeling

    KAART: extra portiervergrendeling Activeren van de extra portiervergrendeling Drukt u twee keer snel achter elkaar op knop 2. De alarmlichten en zijknipperlichten knippe- ren tweemaal langzaam en driemaal snel om aan te geven dat de portieren vergren- deld zijn en afhankelijk van de auto worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt.
  • Pagina 44: Portieren Openen En Sluiten

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/3) Openen van buitenaf Wanneer het voertuig is ontgrendeld, enkele Achterdeuren minuten na het verlaten van het voertuig of Schuif, bij vergrendelde portieren, uw hand als het contact wordt ingeschakeld, zorgt Voorportieren in de handgreep 3 en trek ze naar u toe. een lichte druk op de handgreep 1 ervoor De voorportieren zijn voorzien van handgre- dat de handgrepen uitklappen.
  • Pagina 45: Waarschuwingssignaal Verlichting Brandt Nog

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/3) Openen van binnenuit Waarschuwing portier vergeten Tijdens het rijden klappen de handgrepen automatisch in: te sluiten Trek aan de handgreep 4. – zodra de auto harder rijdt dan 5 km/u; Bij stilstaande auto geeft het waarschu- Binnen in het voertuig kunnen de handgre- ...
  • Pagina 46: Veiligheid Van De Kinderen

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (3/3) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar Bijzonderheid brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door organen te bedienen zoals...
  • Pagina 47: In De Card Geïntegreerde Sleutel

    VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3) Als de kaart niet werkt: In sommige gevallen werkt de kaart niet: – kaartbatterij leeg, accu ontladen, enz; – door het gebruik van elektronische appa- raten in de buurt van de afstandsbedie- ning werken (bijv. mobiele telefoon); –...
  • Pagina 48 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3) Handmatig vergrendelen van de Gebruik van de sleutel die in de kaart is ingebouwd portieren Verplaats de slotkap 3 door op het linkerge- Verdraai, met open portier, de schroef 4 deelte te drukken; plaats de sleutel 2 in het (met behulp van het uiteinde van de sleutel) slot en vergrendel of ontgrendel het bestuur- en sluit het portier.
  • Pagina 49: Controlelampje Van De Portiervergrendeling

    VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3) Controlelampje van de Portieren vergrendelen zonder portiervergrendeling kaart Wanneer het contact aan is, geeft het 5 Bijvoorbeeld als de kaartbatterij leeg is, de waarschuwingslampje in de schakelaar de kaart tijdelijk niet werkt, enz. staat van de portiervergrendeling aan: Druk, met het contact uit en een geopend –...
  • Pagina 50: Automatische Portiervergrendeling Tijdens Het Rijden

    AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN storingen NB: na het openen/sluiten van een portier, vergrendelt dit weer automatisch zodra de Als u een storing constateert (geen centrale auto 10 km/u rijdt; vergrendeling, het lampje in schakelaar 1 licht niet op wanneer u probeert de portie- Inschakelen/Uitschakelen van ren en de achterklep te vergrendelen enz.), controleert u of de centrale vergrendeling...
  • Pagina 51: Hoofdsteunen Voor

    HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Zet deze in de hoogste stand (zet de rug- leuning schuin naar achteren). Wanneer de hoofdsteun in de hoogste stand staat, drukt u op de knop 2 en trekt u de hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt. Hoofdsteun terugplaatsen Controleer of de poten van de hoofdsteun 3 schoon zijn.
  • Pagina 52: Voorstoelen Zonder Elektrische Verstelling

    VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (1/2) Zitting hoger of lager zetten Beweeg de hendel 3 zo vaak als nodig is omhoog of omlaag. Rugleuning verstellen Til de handgreep 4 zover mogelijk op en kantel de rugleuning naar de gewenste stand. Laat dan de handgreep los en contro- leer de vergrendeling.
  • Pagina 53: "Favorieten"-Functie

    VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (2/2) “Favorieten”-functie Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- ken op de stuurbediening 6, de stoelver- warmingen activeren volgens de eerder ge- maakte gebruiksinstellingen. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over de instelling van deze functie. Stoelverwarming –...
  • Pagina 54: Voorstoelen Met Elektrische Bediening

    VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE BEDIENING (1/2) Zitting verstellen Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust, kan de schakelaar 1 worden gebruikt om het menu Zitting vooruit of achteruit schuiven “Zitplaatsen” op het multimediascherm te openen (zie de volgende pagina’s). Beweeg de schakelaar 4 naar voren of naar Voer deze verstellingen uitslui- achteren.
  • Pagina 55 VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE BEDIENING (2/2) “Favorieten”-functie Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- ken op de stuurbediening 6, de stoelver- warmingen activeren volgens de eerder ge- maakte gebruiksinstellingen. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over de instelling van deze functie. Stoelverwarming –...
  • Pagina 56: Voorstoelen

    VOORSTOELEN: functies (1/2) Afstellen Zie de gebruiksaanwijzing van het multime- Zitplaatsen diasysteem voor informatie over de instellin- Bestuurder Passagier gen. Massage U kunt de volgende elementen in- of uitscha- Lumbaal kelen: Relax Dynamisch – gemakkelijke toegang voor bestuurder/ passagier; Intensiteit –...
  • Pagina 57 VOORSTOELEN: functies (2/2) Stand De zitpositie van de bestuurders- en/of pas- Zitplaatsen sagiersstoel kan worden opgeslagen: Bestuurder Passagier In de zitpositie zijn de afstellingen van de zit- Massage ting en van de rugleuning van de stoel en Lumbaal van de buitenspiegels opgenomen. Relax Dynamisch De zitpositie kan worden opgeslagen in het...
  • Pagina 58: Autogordels

    AUTOGORDELS (1/5) De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
  • Pagina 59: Afstellen Van De Autogordel

    AUTOGORDELS (2/5) Vergrendelen Trek de riem langzaam en rustig over u heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- troleer de vergrendeling door aan de gesp 3 te trekken). Als de gordel blokkeert, laat hem dan een stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
  • Pagina 60 AUTOGORDELS (3/5) ß Waarschuwingslampje autogor- Ook het pictogram 6 verschijnt gedurende del van de bestuurder vergeten ongeveer 60 seconden telkens wanneer een en, afhankelijk van de auto, van de voor- van de veiligheidsgordels achter wordt vast- passagier of losgemaakt. Dit verschijnt op het centrale display wan- Als de voertuigsnelheid circa 20 km/u bereikt neer het contact wordt ingeschakeld terwijl of overschrijdt en een van de veiligheidsgor-...
  • Pagina 61: Hoogteverstelling Van De Gordel Van De Voorstoelen

    AUTOGORDELS (4/5) Hoogteverstelling van de gordel Gordels aan de zijkanten Autogordel midden achter 9 van de voorstoelen achter 8 Rol de gordel 9 langzaam af. Verplaats de knop 7 om de hoogte van de Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen Plaats de stift 10 in de rode gesp 11. gordel zo af te stellen dat de riem van de gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- borstkas loopt zoals hiervoor is aangege-...
  • Pagina 62 AUTOGORDELS (5/5) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 63: Gordelspanners

    AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Deze bestaan uit: – Laat al deze veiligheidsvoor- – gordelspanners van het oprolmecha- zieningen controleren na een nisme van de autogordel; aanrijding. – gordelspanners van de heupgordel; – Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan –...
  • Pagina 64 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Krachtbegrenzer Airbags van bestuurder en passagier voorin Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevinden zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
  • Pagina 65: Storingen

    AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen å Dit controlelampje verschijnt als de motor wordt gestart; het verdwijnt weer na ongeveer 65 seconden. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
  • Pagina 66 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) In de volgende situaties werken de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 67 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden treden de – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners of de airbags in werking gordelspanners of airbags wellicht niet of achterkant van de auto; treden: in werking: –...
  • Pagina 68 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 69: Aanvullende Veiligheidsvoorzieningen

    AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Deze bestaan uit: – Laat al deze veiligheidsvoor- – Gordelspanners in het oprolmecha- zieningen controleren na een nisme (gordels aan de zijkant); aanrijding. – Krachtbegrenzers voor bescherming – Het is streng verboden zelf van de borstkas. werkzaamheden uit te voeren aan het gehele systeem (gordelspanners, Deze voorzieningen worden gelijktijdig of airbags, rekeneenheden, bedrading)
  • Pagina 70: Bescherming Zijkant

    VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zij Airbag Waarschuwing met betrekking tot de zij-airbag en midden-airbag Deze airbag zit aan de kant van het portier – Het aanbrengen van stoelhoezen op de voorstoelen is verboden, omdat dit in de rugleuning van elk van de voorstoelen de werking van de passagiersairbag kan verstoren.
  • Pagina 71: Aanvullende Bevestigingsmiddelen

    AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
  • Pagina 72: Passagierdetectiesysteem

    PASSAGIERDETECTIESYSTEEM (1/4) Afhankelijk van de auto beheert het passa- Als het systeem na de initialisatiefase een giersdetectiesysteem automatisch de acti- statuswijziging detecteert (bijv. passagiers- vering en deactivering van de passagiersair- stoel bezet bij ingeschakeld contact en ver- bag afhankelijk van of de passagiersstoel volgens niet bezet), worden de volgende voorin bezet is.
  • Pagina 73 PASSAGIERDETECTIESYSTEEM (2/4) De markeringen op het dashboard en de stickers A aan elke kant van de zonneklep voor de passagier 3 (zoals de sticker hier- boven) herinneren u eraan dat u een kind niet in een naar achteren gericht zitje mag plaatsen wanneer de passagiersairbag is geactiveerd.
  • Pagina 74 PASSAGIERDETECTIESYSTEEM (3/4)  ¹ Als het activeringslampje brandt Als het deactiveringslampje brandt wanneer een achterwaarts gericht kin- terwijl een volwassen passagier op de derzitje is gemonteerd: passagiersstoel voorin zit, is deze moge- lijk niet correct gemonteerd. – zet het contact uit; Voer de volgende acties uit om het systeem –...
  • Pagina 75 PASSAGIERDETECTIESYSTEEM (4/4) Bijkomende factoren die de Een natte stoel kan de effectiviteit van het passagiersdetectiesysteem beïnvloeden. werking van het systeem Als de passagiersstoel voorin nat is, droog beïnvloeden deze dan onmiddellijk af. Veiligheidsgordels helpen de passagier op zijn plaats te houden tijdens het manoeuvre- ren en remmen van de auto.
  • Pagina 76: Kinderveiligheid

    KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert.
  • Pagina 77 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- De bescherming die het kinderzitje biedt is structies. Neem, bij problemen met het in- afhankelijk van zijn capaciteit om het kind stalleren, contact op met de fabrikant van de vast te houden en van de installatie ervan.
  • Pagina 78 KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 79 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3) Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het ISOFIX-systeem. Bevestiging met de autogordel De autogordel moet worden afgesteld om goed te kunnen werken bij krachtig remmen of bij een botsing. Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van het kinderzitje voorschrijft.
  • Pagina 80: Keuze Van De Bevestiging Van Het Kinderzitje

    KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3) Bevestiging met ISOFIX systeem Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX-gren- dels als het deze heeft. Het ISOFIX-systeem Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge- garandeert een gemakkelijke, snelle en vei- standaardiseerd volgens de huidige regel- lige montage.
  • Pagina 81 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3) ISOFIX-verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX-systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze veranke- ringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
  • Pagina 82 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden. overal leverbaar. Controleer, voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op De diagrammen op pagina’s ➥...
  • Pagina 83 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Op de middelste zitplaats achterin Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter- stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Controleer of de gordel geschikt is voor de ➥...
  • Pagina 84 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/3) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Uitvoering vijf zitplaatsen Zitplaats voorin passagier Zitplaatsen Achterplaats Type kinderzitje Gewicht van het kind achter aan de midden Met airbag Met ingeschakelde...
  • Pagina 85 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/3) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con- troleer of het gemonteerd kan worden. (2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag.
  • Pagina 86 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/3) ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ² Plaats verboden voor het installe- ren van een kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬ Plaats toegelaten voor de bevesti- ging met de gordel van een als “Universeel”...
  • Pagina 87 KINDERZITJES: ISOFIX-SYSTEEM bevestiging via het (1/3) ² Plaats verboden voor het installe- ren van dit type kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging  Stoel waarop een ISOFIX of i-Size kinderzitje mag worden bevestigd. ± De voor- en achterstoelen zijn voor- zien van een verankeringspunt voor het be- vestigen van een ‘universeel’...
  • Pagina 88 KINDERZITJES: ISOFIX-SYSTEEM bevestiging via het (2/3) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Passagiersstoel voorin Grootte Zitplaatsen Gewicht van Zitplaats Type kinderzitje van zitje achter aan de het kind midden achter Met airbag...
  • Pagina 89 KINDERZITJES: ISOFIX-SYSTEEM bevestiging via het (3/3) X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con- troleer of het gemonteerd kan worden. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek”...
  • Pagina 90: Uitschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3) De passagiersairbag voorin mag alleen worden geacti- veerd of gedeactiveerd wan- neer de auto stilstaat met het contact uit. Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten å © de controlelampjes Om de staat van de airbag weer in over- eenstemming te brengen met de stand van de grendel, zet u het contact uit en...
  • Pagina 91 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt...
  • Pagina 92: Inschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken.
  • Pagina 93 STUURWIEL (1/2) Hoogte- en diepteverstelling van Stuurwielverwarming Uitschakelen van de functie het stuurwiel (Afhankelijk van de auto) – Automatisch: Met deze functie wordt het stuurwiel ver- Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel De functie wordt ongeveer 30 minuten na warmd 4.
  • Pagina 94: Stuurwiel, Stuurbekrachtiging

    STUURWIEL (2/2) Stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden). “Favorieten”-functie Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- ken op de stuurbediening 6, de stuurwiel-...
  • Pagina 95: Elektrisch Verstelbare Buitenspiegels

    SPIEGELS (1/3) Elektrisch inklapbare spiegels De buitenspiegels klappen automatisch uit als de auto wordt ontgrendeld. De spiegels klappen automatisch in bij het vergrendelen van de auto. U kunt het automatisch in- of uitklappen van de buitenspiegels uit- en inschakelen ➥ 1.108. U kunt het systeem uitzetten met de scha- kelaar 1.
  • Pagina 96: Teruggaan Naar De Rijstand

    SPIEGELS (2/3) Teruggaan naar de rijstand Oproepen van de geheugenpositie Er wordt overgeschakeld van de stand bij achteruitrijden naar de stand bij vooruitrij- Zie de gebruiksaanwijzing van het multime- den: diasysteem om de opgeslagen stand op te roepen. – ongeveer 9 seconden nadat uit de ach- teruitversnelling is geschakeld, wanneer Selecteer “Terugbellen”.
  • Pagina 97 SPIEGELS (3/3) Binnenspiegel Elektrochroom spiegel 5 De achteruitkijkspiegel wordt automatisch De binnenspiegel is verstelbaar. donkerder wanneer er een auto achter u rijdt met groot licht of zeer fel licht. Spiegel met knopje 4 Om te voorkomen dat u in het donker ver- Camerabeeld achter blind wordt door achter u rijdende voertui- Afhankelijk van de auto kan uw achteruitkijk-...
  • Pagina 98: Camerabeeld Achter

    CAMERABEELD ACHTER (1/4) Afhankelijk van het voertuig kan het achter- Wanneer het contact wordt aangezet, geeft Deze functie is een extra hulp- aanzicht worden getoond door de camera 1. de binnenspiegel 2 op de middenconsole middel. De bestuurder moet Het beeld in de achteruitkijkspiegel blijft van het dak de situatie achter de auto weer, altijd opletten en blijft verant- altijd beschikbaar.
  • Pagina 99: Uitschakelen Van De Functie

    CAMERABEELD ACHTER (2/4) Werking Uitschakelen van de functie Het gezichtsveld van de camera dekt niet Het display gaat direct uit nadat het contact het gehele gebied achter de auto, met name is uitgeschakeld. de dodehoekzone A. Opmerking: spiegelmodus blijft beschik- Afhankelijk van uw zicht kan een aan- baar door hendel 3 te activeren.
  • Pagina 100: Het Display En De Camera Afstellen

    CAMERABEELD ACHTER (3/4) U kunt deze instellingen selecteren: a) de helderheid aanpassen; b) de verticale kijkhoek afstellen; c) de horizontale kijkhoek afstellen; d) de draaihoek aanpassen; e) activeren/deactiveren van het instellin- genmenu op de achteruitkijkspiegel; f) taalkeuze; g) achtergrondverlichting van de knoppen 5 6 7 activeren/deactiveren.
  • Pagina 101: Bijzonderheden Van De Achteruitversnelling

    CAMERABEELD ACHTER (4/4) Bijzonderheden van de storingen achteruitversnelling Wanneer het systeem een bedieningsfout detecteert, wordt de achteruitkijkspiegel 2 Let bij het achteruitrijden naast de informa- zwart, het pictogram rechtsboven in de ach- tie die beschikbaar is via de achteruitkijk- teruitkijkspiegel verdwijnt en de LED 4 gaat spiegel, ook op de beelden van de camera uit.
  • Pagina 102 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2 1.88...
  • Pagina 103 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2 De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 14 Accessoireaansluiting. 25 Knop voor het ontgrendelen van de 2 Schakelaar voor: 15 Blikjeshouder.
  • Pagina 104 BESTUURDERSSTOEL RECHTS STUUR (1/2) 1.90...
  • Pagina 105 BESTUURDERSSTOEL RECHTS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 12 Schakelaars voor: 18 Hoogte- en diepteverstelling van het 2 Plaats passagiers airbag. –...
  • Pagina 106: Controlelampjes

    CONTROLELAMPJES (1/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.  Het oplichten van sommige controlelampjes Waarschuwingslampje gaat vergezeld van een boodschap. opend(e) portier(en) ➥ 1.30   Controlelampje markeringslicht Waarschuwingslampje automa- tische parkeerrem vastgezet ➥...
  • Pagina 107 CONTROLELAMPJES (2/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.  Waarschuwingslampje onmid- Waarschuwingslampje Controlelampje elektronisch ®  dellijk stoppen systeem Als dit tijdens het rijden rood wordt ® Dit gaat branden bij het aanzetten van het Dit verschijnt als de temperatuur van de en het controlelampje verschijnt,...
  • Pagina 108: Waarschuwingslampje Laad

    CONTROLELAMPJES (3/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.  Ú Controlelampje elektromotor Waarschuwingslampje laad- Controlelampje antiblokkeer- stroom 12 V-hulpaccu systeem Dit lampje duidt op een storing in het elektrotechnische systeem van de elek- Als het lampje gepaard gaat met het contro- Dit gaat branden bij het aanzetten van het ®...
  • Pagina 109 CONTROLELAMPJES (4/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.   Controlelampje snelheidsafhan- Controlelampje waarschuwing kelijke stuurbekrachtiging bij verlaten van rijstrook ➥ 2.32  Het licht op bij het aanzetten van het contact Controlelampje preventie verla- of het starten van de motor en dooft binnen ten van rijstrook ➥...
  • Pagina 110: Displays En Meters

    DISPLAYS EN METERS (1/4) Weergave kiezen – Reële weergave: toont de snelheid, ac- tieve rijhulpsystemen en het informatie- Blader, afhankelijk van het voertuig, met de gebied, evenals uw voertuig en de om- knop 1 door de diverse weergave-opties geving (rijstroken, voertuigen om u heen, voor het instrumentenpaneel A.
  • Pagina 111 DISPLAYS EN METERS (2/4) Snelheidsmeter 2 Bericht klaar om te rijden 3. Informatiegebied 6, blader, afhankelijk van het voertuig, met de knop 10 om verschil- De voertuigsnelheid is beperkt tot ongeveer Het bericht READY verschijnt als de motor lende widgets te selecteren op het instru- 150 km/u (of 160 km/u afhankelijk van de draait en verdwijnt als de auto sneller rijdt mentenpaneel A:...
  • Pagina 112 DISPLAYS EN METERS (3/4) Reservedrempel Zodra het laadniveau van de tractiebatterij ongeveer 7% of 12% is, afhankelijk van de auto, verschijnen de peilmeter en het gele  controlelampje 15 en hoort u een geluidssignaal. De actieradius optimaliseren ➥ 2.20. Drempels van onmiddellijke stilstand Wanneer het laadniveau 4,5% is, of afhan- kelijk van de auto ongeveer 6%, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een rode peil-...
  • Pagina 113: Instrumentenpaneel In Mijlen

    DISPLAYS EN METERS (4/4) Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie. Instrumentenpaneel in mijlen (mogelijkheid om over te gaan op km/u) Als het voertuig stilstaat en de motor is in- geschakeld, selecteert u in het multimedia- scherm 16 de “Voertuig”-modus, drukt u op het menu “Instellingen”, “Eenheden”...
  • Pagina 114: Boordcomputer

    BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) Nulinstelling van de gegevens Druk de schakelaar 1 herhaaldelijk omhoog/ omlaag om door de functies te bladeren. van de reis Selecteer een van de ritparameters op het Op het instrumentenpaneel A: scherm en druk de schakelaar 1 omlaag tot a) ritinstellingen;...
  • Pagina 115: Reset Van De Verwachte Actieradius

    BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden Reset van de verwachte gedurende de eerste paar actieradius kilometer na een nulinstelling Na een volledige oplaadbeurt van de trac- tiebatterij kunt u op twee manieren resetten: De waarden van gemiddeld energieverbruik handmatig of automatisch. en de actieradius worden stabieler en nauw- keuriger naarmate de afgelegde afstand Handmatige reset...
  • Pagina 116 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Verbruik a) Gegevens van de reis Actueel energieverbruik. + 13,4 Gemiddeld energieverbruik.
  • Pagina 117 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) Onderhoudsinterval. Servicebeurt binnen ... Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers); daarna, als de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende 1936 km (1,200 mijl) gevallen zich voor:...
  • Pagina 118 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Instellingen d) Menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto ➥ 1.108. (OK) e) Functieoverzicht.
  • Pagina 119 BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding “Kabel loskoppelen om te starten” Geeft aan dat het laadsnoer nog steeds aangesloten is op de auto.
  • Pagina 120 BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen © Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt. Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het lampje ©...
  • Pagina 121 BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Deze verschijnen met het controlelampje . U moet dan, voor uw eigen veiligheid, direct stoppen zodra dit zonder gevaar mogelijk is. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
  • Pagina 122: Menu Voor Het Personaliseren Van De Instellingen Van De Auto

    MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/2) Selectie van de instellingen d) “Afvegen”: – “Achterruitwisser aan bij achteruit”; Selecteer een tabblad en vervolgens de – “Automatische voorruitwissers”; functie die moet worden gewijzigd (de weer- – ... gave hangt af van de uitrusting en het land Afhankelijk van de functie, selecteer: van de auto): –...
  • Pagina 123 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/2) – instelling selectie (toegang, welkom, ver- lichting, wisser, etc.); – functie “Geautomatiseerde park assist”; – stand ECO; – 360° camera; – ... Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over de instelling van deze functie. Functie “Favorieten”...
  • Pagina 124: Klok En Buitentemperatuur

    KLOK EN BUITENTEMPERATUUR U hebt toegang tot diverse instellingen: – “Datumnotatie”; – “Tijdnotatie”; – “Land tijdzone selecteren”; – “Tijdzone instellen”; – ... Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie. Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en +3 Als de elektrische voeding onderbroken °C ligt, knipperen de tekens °C (waarschu- De tijd instellen...
  • Pagina 125: Claxon En Lichtsignalen

    CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als waarin u het stuurwiel wilt bewegen. Werking van de sneltoets Verschuif de hendel 1 even omhoog of omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet overschrijdt, en laat hem dan weer los: de hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke stand en het betreffende richtingaanwijzer- lampje knippert drie keer.
  • Pagina 126: Verlichting En Signalen

    VERLICHTING EN SIGNALEN (1/7) Automatische werking Draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij het merkteken 2 staat: met draaiende motor schakelen de dimlichten automatisch in en uit, naargelang de helderheid buiten, zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te bedienen. Afhankelijk van de auto verschijnen de dim- lichten automatisch na enkele wisbewegin- gen van de ruitenwisserbladen.
  • Pagina 127: Functie Bij Slechte Weersomstandigheden

    VERLICHTING EN SIGNALEN (2/7) Lichten uit Adaptieve verlichting voor (afhankelijk van de auto) Draai de middelste ring om het merkteken 4 Deze functie past automatisch de breedte en tegenover het symbool 5 te plaatsen. Het het bereik van de dimlichtkoplampen aan de bijbehorende controlelampje op het instru- snelheid en de weersomstandigheden aan.
  • Pagina 128: Grootlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (3/7) Het grootlicht wordt automatisch ontstoken wanneer: – er weinig licht buiten is; – er geen andere auto of verlichting wordt gedetecteerd; – als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u rijdt. Als niet aan een van de voorwaarden hier- onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld naar dimlicht.
  • Pagina 129: Automatisch Grootlicht (Vervolg)

    VERLICHTING EN SIGNALEN (4/7) Automatisch grootlicht (vervolg) Opmerking: door op de schakelaar 1 te drukken, wordt de functie voor automatisch grootlicht uitgeschakeld, het controlelampje  op het instrumentenpaneel gaat uit en de auto zet het grootlicht aan. storingen Wanneer het bericht “Controleer autom ver- lichting”...
  • Pagina 130: Uitschakelen Van De Lichten

    VERLICHTING EN SIGNALEN (5/7) Geluidssignaal vergeten Functie welkomst en afscheid verlichting (afhankelijk van de auto) Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan In het geval dat de lichten zijn ingescha- de dagrijverlichting en de markeringslichten keld na het stilzetten van de motor, klinkt er achter automatisch aan wanneer card wordt een signaal bij het openen van het bestuur- gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
  • Pagina 131 VERLICHTING EN SIGNALEN (6/7) Met de motor gestopt en de lichten uit- De functie geschakeld, na het openen van de be- “uitschakelvertraging” deactiveren stuurdersdeur en met de ring 3 in de stand Om de verlichting uit te schakelen voordat AUTO, trekt u de schakelaar 1 naar u toe: de deze automatisch uitschakelt, verdraait u de markeringslichten en dimlichten gaan onge- ring 3 (de stand is onbelangrijk) en draait u...
  • Pagina 132: Mistachterlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (7/7) Lichten uit Draai de middelste ring om het merkteken 4 tegenover het symbool 7 te plaatsen. Het bijbehorende controlelampje op het instru- mentenpaneel dooft. Bij het uitschakelen van de verlichting gaan ook de mistlichten achter uit. ...
  • Pagina 133: Koplampverstelling

    KOPLAMPVERSTELLING (1/2) Voorbeelden van de stand van knop A , afhankelijk van de belasting Bestuurder alleen of met een passagier voorin Alle stoelen bezet Bestuurder met passagiers en bagage (of Afhankelijk van het voertuig kunt u met de belading) tot de maximaal toegelaten totale schakelaar A de hoogte van de koplamp- massa stralen aanpassen aan de belading.
  • Pagina 134: Tijdelijke Afstelling

    KOPLAMPVERSTELLING (2/2) Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tij- dens uw verblijf de lichten te laten afstel- len door een merkdealer. Tijdelijke afstelling Open de motorkap en zoek de markering B nabij een van de koplampen.
  • Pagina 135: Ruitenwisser, Ruitensproeier Voor

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/5) Auto voorzien van ruitenwisser Bijzonderheid voor met interval Tijdens het rijden gaat de wisser langza- mer werken als de auto stopt. Van snel con- A een keer wissen tinu wissen naar langzaam continu wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen Door kort te drukken maakt de ruiten- de wissers weer met de oorspronkelijk inge- wisser één wisbeweging.
  • Pagina 136 RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/5) Wanneer automatisch wissen is ingescha- keld of de gevoeligheid wordt verhoogd, wordt één wisbeweging uitgevoerd. Opmerking: – de regensensor heeft enkel een onder- steunende functie. Bij beperkte zicht- baarheid moet de bestuurder zijn ruiten- wisser handmatig inschakelen. Bij mist of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet altijd automatisch en blijft deze onder uw controle.
  • Pagina 137 RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/5) storingen Bijzonderheid Bij een storing van het automatisch wissen, Tijdens het rijden gaat de wisser lang- schakelt de ruitenwisser over op wissen met zamer werken als de auto stopt. Van snel intervallen. Roep de hulp in van een merk- continu wissen naar langzaam continu dealer.
  • Pagina 138: Bijzondere Stand Van De Ruitenwisser Voor (Onderhoudsstand)

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (4/5) Bijzondere stand van de ruitenwisser voor (onderhoudsstand) In deze stand kunnen de bladen worden op- getild om ze van de voorruit te verwijderen. Dit kan nuttig zijn: – om de bladen te reinigen; – om de bladen van de voorruit los te maken in winterse weersomstandighe- den;...
  • Pagina 139: De Werking Van Een Ruitenwisserblad

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (5/5) Opmerking: bij temperaturen onder nul kan de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de voorruit en het zicht verminderen. Verwarm de voorruit met behulp van de ontwase- mingsschakelaar voordat u ze reinigt. De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
  • Pagina 140: Ruitenwisser, -Sproeier Achter

    RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (1/2) Om de werking te stoppen, laat u opnieuw de ring 3 draaien. Opmerking: als u de auto door een was- straat rijdt, moet u de ring 3 van de scha- kelaar 1 in ruststand zetten om het automa- tisch wissen uit te zetten.
  • Pagina 141 RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (2/2) Inschakelen/uitschakelen van de Wanneer er zich obstakels op de achterruit achterruitwisser bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui- tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als Wanneer de achteruitversnelling wordt inge- een obstakel de beweging van het blad ver- schakeld, wordt het intervalwissen van de hindert, kan het blad stoppen.
  • Pagina 142 1.128...
  • Pagina 143: Hoofdstuk 2: Het Rijden

    Hoofdstuk 2: het rijden Starten, Stoppen van de motor ............. Versnellingsschakelaar, elektronische hendel .
  • Pagina 144: Starten, Stoppen Van De Motor

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (1/3) Starten van de motor Bijzonderheden – Als aan één van deze startvoorwaarden De kaart moet worden ingevoerd binnen de niet is voldaan, verschijnt de boodschap detectiezone 1. “Rem inschakelen + START” op het in- Tijdens een systeemupdate via het mul- strumentenpaneel;...
  • Pagina 145 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (2/3) De boodschap “Plaats de kaart in zone + START” verschijnt op het instrumentenpa- neel. Trap het rempedaal in en plaats de kaart 4 (knop aan de zijkant) op de daarvoor be- doelde plaats 3 (bovenste A of onderste console B afhankelijk van de auto).
  • Pagina 146 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (3/3) Als de kaart niet in het interieur aanwezig is als u de motor wilt stoppen, verschijnt de boodschap “Kaart afwezig druk lang START” op het instrumentenpaneel: druk langer dan twee seconden op de knop 2. Als de motor is gestopt, blijven de op dat moment ingeschakelde accessoires (radio, enz.) ongeveer 45 minuten werken.
  • Pagina 147: Versnellingsschakelaar, Elektronische Hendel

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR, ELEKTRONISCHE HENDEL (1/4) Elektronische keuzehendel 1 Tip-keuzehendel R: achteruitrijden Zet de keuzehendel 1 een of twee klikken naar boven of beneden om de gewenste N: neutraal stand (R, N of D) in te schakelen, laat de D: automatische werking hendel los en deze gaat terug naar de sta- biele stand.
  • Pagina 148: Stand P Uitschakelen

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR, ELEKTRONISCHE HENDEL (2/4) Stand P uitschakelen Trap met stilstaande auto en lopende motor het rempedaal in en zet de 1 keuzehen- del naar boven of beneden in de gewenste stand. Als het rempedaal niet wordt ingedrukt, ver- schijnen het bericht “Rempedaal indrukken” Ó...
  • Pagina 149: Stand Automatisch

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR, ELEKTRONISCHE HENDEL (3/4) Stand automatisch Om de achteruitversnelling in te schakelen Beweeg de keuzehendel 1, terwijl de auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt, twee Zet de 1 keuzehendel met stilstaande auto klikken omlaag om de stand D in te scha- en lopende motor twee klikken omhoog om kelen.
  • Pagina 150: Parkeren Van De Auto

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR, ELEKTRONISCHE HENDEL (4/4) Parkeren van de auto storingen Aangezien de stand P automatisch wordt ingeschakeld wanneer de motor wordt stil- Stand P wordt automatisch ingeschakeld Zorg in geval van een motorstoring of een gezet, moet u in sommige gevallen (bijv. in en, indien aanwezig, wordt de elektronische elektrische storing (accustoring, enz.) dat de sommige wasstraten) de stand N inschake-...
  • Pagina 151: Regeneratief Remsysteem

    REGENERATIEF REMSYSTEEM Peddels voor regeneratief Rijden met peddels Niveaus van regeneratief remmen remmen 1 en 2 Het waarschuwingslampje 3 informeert u Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt het over het niveau van regeneratief remmen: voertuig regeneratief remmen om het voer- Afhankelijk van de auto kunt u de peddels 1 tuig af te remmen.
  • Pagina 152: Elektronische Parkeerrem

    ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4) In alle andere gevallen wordt de automati- sche parkeerrem niet automatisch vastge- zet. De handbediening moet dan gebruikt worden. Voor bepaalde modellen in sommige landen wordt de rem niet automatisch vastgezet. Zie “Handbediening”. Het vastzetten van de elektronische par- keerrem wordt bevestigd doordat het contro- lelampje op het instrumentenpaneel...
  • Pagina 153: Automatische Werking (Vervolg)

    ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4) Automatische werking (vervolg) Opmerking: in sommige situaties (automa- tische parkeerrem defect, handmatig ont- grendelen van de automatische parkeerrem, enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver- schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het instrumentenpaneel om u te waar- schuwen dat de automatische parkeerrem is losgezet.
  • Pagina 154 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4) – zet de elektronische parkeerrem hand- matig los (lees “Elektronische parkeer- rem handmatig loszetten” op de vorige pagina); – afhankelijk van de auto wordt de parkeer- rem automatisch geactiveerd. U moet deze handmatig loszetten. Kortstondige stop Parkeren zonder de elektronische hand- rem aan te trekken (bijvoorbeeld als het kan Om de elektronische parkeerrem handma- gaan vriezen):...
  • Pagina 155 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4) Bij bestuurdersportier open of slecht geslo- ten en draaiende motor, wordt het automa- tisch loszetten uit veiligheidsoverwegingen gedeactiveerd, (dit om te voorkomen dat de auto alleen zonder bestuurder weg rolt). Het bericht “Parkeerrem hand- matig vrijgeven” verschijnt op het instrumentenpaneel als de bestuurder het gaspedaal indrukt.
  • Pagina 156: "Autohold" Functie

    “AUTOHOLD” FUNCTIE (1/2) De auto is gestopt (bijvoorbeeld bij een rood verkeerslicht, een kruispunt, een file, enz.), de functie waarborgt de remkracht zelfs wanneer de bestuurder het rempedaal los- laat. De remkracht wordt opgeheven zodra de bestuurder voldoende accelereert met een ingeschakelde versnelling.
  • Pagina 157 “AUTOHOLD” FUNCTIE (2/2) Voorwaarden voor het in stand houden Voorwaarden voor het onderbreken van van de remkracht de remkracht Aan de volgende voorwaarden moet worden Aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: voldaan: – Het bestuurdersportier is gesloten; – De bestuurder accelereert voldoende met een ingeschakelde versnelling;...
  • Pagina 158: Milieu

    MILIEU Denk zelf ook aan het milieu Recycling Uw auto is ontwikkeld met een zo groot mogelijke aandacht voor het milieu gedu- – Onderdelen en voertuigen mogen aan Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage, het einde van hun levensduur niet 95% herbruikbaar.
  • Pagina 159: Tips Voor Het Rijden, Zuinig Rijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/3) Optimaal gebruik zone 0 De actieradius is goedgekeurd volgens een voorgeschreven standaardmethode. Deze Geef nul verbruik aan. methode is voor alle autofabrikanten het- zelfde en maakt het mogelijk om auto’s met Gebruikszone B “aanbevolen verbruik” elkaar te vergelijken.
  • Pagina 160: Indicatielampje Rijstijl

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/3) Indicatielampje rijstijl Hoe groter de cirkel 1 in het groene gebied, hoe beter uw snelheid, acceleratie en antici- Dit lampje informeert u in real time over uw patie: u rijdt zuinig. rijstijl. Dit wordt weergegeven met de waar- Hoe kleiner de cirkel 1 in het oranje gebied, schuwingslampje 1.
  • Pagina 161: Trajectbalans

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/3) Stand ECO Trajectbalans ECO-modus is een functie die de actiera- Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, ver- dius van de auto optimaliseert. Deze werkt schijnt er nadat de motor is afgezet een tra- in op bepaalde energieverbruikende syste- jectbalans op het multimediascherm 3.
  • Pagina 162: Actieradius Van De Auto

    ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2) Bij reëel gebruik kan de actieradius van de elektrische auto variëren afhankelijk van di- verse factoren die u gedeeltelijk in de hand hebt; u kunt hiermee de actieradius aanzien- lijk vergroten. Deze factoren zijn: –...
  • Pagina 163: Beladen Van De Auto

    ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2) Beladen van de auto Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte- loze lading. Het thermische comfort De banden Het gebruik van de verwarming of de aircon- Door een te lage bandenspanning neemt ditioning vermindert de actieradius van de de rolweerstand en dus ook het energiever- auto.
  • Pagina 164: Bandenspanning-Controlesysteem

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5) Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning Deze gebeurt: – wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aan- gepast te zijn aan de gebruiksomstandig- heden (onbelast, belast, rijden op de au- tosnelweg ...); – na het wisselen van de wielen (dit wordt echter afgeraden);...
  • Pagina 165 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5) Het knipperende bandensymbool geeft aan dat het verzoek om de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw in te stel- len, is bevestigd. Het resetten kan een paar minuten duren tij- dens het rijden. Als de reset wordt gevolgd door korte ritten, kan de weergave van stap 3 in de tabel op de volgende bladzijde na verschillende ach- tereenvolgende herstarts blijven bestaan.
  • Pagina 166 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5) De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure. Treeplank Weergaven Interpretatie Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het resetten van de spanning van alle vier de banden door de schakelaar 2 omlaag te drukken en ingedrukt te houden. De aanhalingstekens “---”...
  • Pagina 167: Vervangen Van Wielen/Banden

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5) Corrigeren van de Vervangen van wielen/banden bandenspanning Neem contact op met een merkdealer om de banden te vervangen en om erachter De spanningen van de vier banden te komen welke accessoires bij het sys- moeten koud worden ingesteld (raad- teem horen.
  • Pagina 168 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). ® Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Controleen Boodschappen Weergaven Interpretatie waarschuwingslampjes (afhankelijk van de auto) Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden geel weergegeven.
  • Pagina 169: Hulpen Correctiesystemen Tijdens Het Rijden

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/5) ABS (antiblokkeersysteem van Afhankelijk van de auto bestaan deze uit: de wielen) – het ABS (antiblokkeersysteem van de wielen); Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS het blokkeren van de wielen, waardoor de – het stabiliteitsprogramma ESC met remweg beheersbaar en de auto bestuur- onderstuurcontrole en tractiecontrole;...
  • Pagina 170 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/5) Elektronisch Storingen Onderstuurcontrole stabiliteitsprogramma ESC Dit verbetert de werking van het ESC bij © – branden op het in- met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- strumentenpaneel en, afhankelijk van wielen hun grip verliezen).
  • Pagina 171: Noodstopbekrachtiging

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/5) storingen Remlichten gaan aan storingen Als het systeem een storing detecteert, ver- Afhankelijk van de auto kunnen deze knip- Als het systeem een storing signaleert, ver- schijnt het bericht “Controleer ESC” op het peren bij krachtig afremmen.
  • Pagina 172: Hulp Bij Wegrijden Op Een Helling

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/5) Hulp bij wegrijden op een helling Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto achteruit rolt, door automatisch de remmen vast te zetten als de bestuurder het rempe- Het systeem van de hulp bij het daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
  • Pagina 173 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/5) Regeneratief remsysteem Storingen © Tijdens het remmen kan het regeneratief – verschijnt op het instrumen- remsysteem de door de vertraging van de tenpaneel, samen met het bericht auto geproduceerde energie omzetten in “Controleer remsysteem”: rembekrach- elektrische energie.
  • Pagina 174: Waarschuwing Bij Verlaten Van Rijstrook

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Op basis van de informatie van de camera 1 waarschuwt de functie de bestuurder als deze een doorgetrokken of onderbroken streep kruist zonder de richtingaanwijzers te activeren.
  • Pagina 175 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5) Om de functie uit te schakelen, drukt u op de schakelaar 3 of schakelt u de optie “Waarschuwing bij het verlaten van de rij- strook” in het menu “Lane Keeping-systeem” uit.  Het controlelampje op het instru- mentenpaneel gaat uit..
  • Pagina 176 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5) De functie geeft een waarschuwing als een streep wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzers worden aangezet. De bestuurder wordt gewaarschuwd: – door een trilling in het stuurwiel;  – het waarschuwingslampje en de indicator 4 voor de overschreden streep worden rood.
  • Pagina 177: Tijdelijk Niet Beschikbaar

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt Het systeem is niet meer beschikbaar als: ingeschakeld – de streep wordt zeer snel overschreden; Het systeem kan niet worden ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- wanneer: den;...
  • Pagina 178 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5) storingen Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de In geval van een storing blijven de indicato- waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk altijd de controle over zijn auto behouden.
  • Pagina 179: Preventie Verlaten Rijstrook

    PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (1/6) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Met behulp van de informatie van de camera 1 wordt een correctie uitgevoerd op het stuursysteem van de auto, als een door- lopende of onderbroken streep wordt over- schreden zonder dat de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
  • Pagina 180 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (2/6) Als er geen zijfunctie is geselecteerd in het menu “Lane Keeping-systeem” en de scha- kelaar 3 wordt ingedrukt, verschijnt het be- richt “Lane keeping assist niet geconfi- gureerd” op het instrumentenpaneel. Het lampje op de 3 blijft uit. Om de functie uit te schakelen, drukt u op de schakelaar 3 of schakelt u de optie “Voorkomen van het verlaten van de rij-...
  • Pagina 181 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (3/6) Bijzondere gevallen In deze gevallen: – activeert de functie een actie op de stuur- Bij het gebruik van de functie: inrichting van de auto om de verplaat- – Als het systeem geen actie van de be- singsrichting van de auto te corrigeren;...
  • Pagina 182 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (4/6) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt Het systeem is niet meer beschikbaar als: ingeschakeld – de streep wordt zeer snel overschreden; Het systeem kan niet worden ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- wanneer: den;...
  • Pagina 183 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (5/6) storingen – “Verandering van rijstrook anticipatie”: gevoeligheidsniveau van de streepdetec- Wanneer het systeem een werkingsfout tie aanpassen. Selecteer hiervoor: detecteert, blijven de streepaanduidingen – “Laat”: streep gedetecteerd bij over- links en rechts en het waarschuwingslampje  schrijding;...
  • Pagina 184 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 185: Dodehoekwaarschuwing

    DODEHOEKWAARSCHUWING (1/6) Bijzonderheid Op basis van de informatie van de senso- ren aan elke kant van de achterbumper Let op dat de zone C rondom de radars (zone C), wordt de bestuurder gewaar- aan elke kant van de achterbumper niet zijn schuwd: bedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.) –...
  • Pagina 186 DODEHOEKWAARSCHUWING (2/6) Inschakelen/uitschakelen Indicator 2 Om de functie in of uit te schakelen via het Op elke binnenspiegel 3 bevindt zich een in- multimediascherm 1: zie de gebruiksaanwij- dicator 2. zing van het multimediasysteem. Selecteer “ON” of “OFF”. – reinig de buitenspiegels 3 regelmatig zodat de richtingaanwijzers 2 zichtbaar blijven;...
  • Pagina 187: Omstandigheden Waarin De Dodehoekwaarschuwing Niet Werkt

    DODEHOEKWAARSCHUWING (3/6) Display E Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet Richtingaanwijzer ingeschakeld, het werkt waarschuwingslampje 2 knippert als de functie een auto in het waarschuwingsge- – Tijdens het rijden op een weg met bied van de dode hoek detecteert en/of een scherpe bochten;...
  • Pagina 188 DODEHOEKWAARSCHUWING (4/6) storingen Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een merkdealer. – De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrij- vakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto’s detecteren in de dode hoek.
  • Pagina 189 DODEHOEKWAARSCHUWING (5/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
  • Pagina 190 DODEHOEKWAARSCHUWING (6/6) Beperkingen voor de werking van het systeem – De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 191: Waarschuwing Veiligheidsafstand

    WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/3) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enz.). Plaats van de radar 2 Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of een slecht gemonteerde nummerplaat voor) of wordt geraakt, gewijzigd (bijv.
  • Pagina 192 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/3) – C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer 1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand tussen de twee voertuigen); – D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1 seconde of minder (de afstand tussen de twee voertuigen is veel te kort). Als het tijdsinterval tussen de twee voertui- Het interval wordt alleen ge- gen minder dan ongeveer 0,5 seconde be-...
  • Pagina 193 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/3) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 194: Geavanceerde Veiligheid

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (1/17) Het “Veiligheid”-systeem bestaat uit: – de actieve noodstop; – noodpreventie verlaten rijstrook. Het “Veiligheid”-systeem gebruikt informatie van de camera1, de radar aan de voorkant 2 en, afhankelijk van de auto, radars aan de zijkant 3. Plaats van de camera 1 Plaats van de radars aan de zijkant 3 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt...
  • Pagina 195 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (2/17) Het systeem in-/uitschakelen via het multimediascherm 4 Druk in de “Voertuig” Wereld op uw multi- mediascherm 4 op het “Rijondersteuning”- menu, en vervolgens op het “Veiligheid”- menu om toegang te krijgen tot de activering/ deactivering van de functie. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat ...
  • Pagina 196: Actieve Noodrem

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (3/17) Het systeem informeert de bestuurder als er een risico bestaat op een frontale botsing om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te maken (het rempedaal indrukken en/of het stuurwiel draaien). Afhankelijk van het reactievermogen van de bestuurder kan het systeem helpen bij het remmen om schade te beperken of een bot- sing te voorkomen.
  • Pagina 197 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (4/17) Waarschuwing voor botsingsgevaar Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van  bedieningselementen van de auto (stuur- wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- Het rode waarschuwingslampje mige operaties vertragen of niet activeren. afhankelijk van de auto, de weergave 5 en het bericht “Remmen”...
  • Pagina 198 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (5/17) Actieve noodrem Speciale functies van stilstaande auto´s (vervolg) Detectie van stilstaande auto’s terwijl uw auto een snelheid heeft van ongeveer 8 tot Bijzonderheden van tegenliggers bij een 80 km/u. Het systeem is niet ingeschakeld mogelijke verandering van richting en geeft geen waarschuwing af als u harder dan ongeveer 80 km/u rijdt.
  • Pagina 199 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (6/17) Actieve noodrem Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van bedieningselementen van de auto (stuur- (vervolg) wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- mige operaties vertragen of niet activeren. Detectie van voetgangers en fietsers Als het voertuig een snelheid heeft van on- geveer 8 tot 85 km/u en er botsingsgevaar is met een fietser of voetganger, gebeurt het volgende:...
  • Pagina 200 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (7/17) Tijdelijk niet beschikbaar Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een andere oorzaak. Neem contact op met een Als het systeem een tijdelijke fout detec-  merkdealer. teert, verschijnt het controlelampje storingen of, afhankelijk van de auto, het gele contro- ...
  • Pagina 201 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (8/17) Actieve noodstop Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
  • Pagina 202 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (9/17) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort); – slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.). – slecht zicht (nacht, mist enzovoort); –...
  • Pagina 203 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (10/17) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de knipperlichten niet werken; – de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit); – De voorkant van de auto is beschadigd (botsing, vervorming, krassen op de radar, enz.); –...
  • Pagina 204: Noodpreventie Verlaten Rijstrook

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (11/17) Afhankelijk van het voertuig, activeert de functie met behulp van informatie van de radars 3 en de camera 1 corrigerende maat- regelen op het stuursysteem van het voer- tuig. Bij risico van een aanrijding met een voertuig dat met dezelfde snelheid of een hogere snelheid rijdt en zich in het detec- tiegebied van de achterste radars bevindt (noodpreventie van het verlaten van de rij-...
  • Pagina 205 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (12/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) Bermdetectie Bij het rijden vanaf ongeveer 8 km/h zal het systeem bij het naderen van de kant van de weg (middenberm, vangrail, stoep, berm, enz.) zonder dat de richtingaanwijzer is in- geschakeld als volgt reageren: –...
  • Pagina 206 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (13/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) Detectie van een tegenligger Als het voertuig een snelheid heeft van on- geveer 65 tot 110 km/u en er botsingsgevaar is met een voertuig dat uit de tegenoverge- stelde richting komt in een aangrenzende rijstrook en binnen de detectiezone B is, zonder dat de richtingaanwijzer is geacti- veerd, gebeurt het volgende:...
  • Pagina 207: Noodpreventie Verlaten Rijstrook (Vervolg)

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (14/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) In geval van inhalen (afhankelijk van de auto) Als u met een snelheid vanaf ongeveer 8 km/u rijdt en u nadert een lijn (doorlopend of onderbroken) terwijl er botsingsgevaar dreigt met een voertuig in de dode hoek C dat in dezelfde richting rijdt als uw auto of met een voertuig dat snel van achteren nadert in dezelfde of in een aangrenzende...
  • Pagina 208 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (15/17) Noodpreventie verlaten rijstrook Als een van de radars is afgedekt is, ver- schijnt, afhankelijk van de auto, het bericht (vervolg) “Controleer zijsensoren”. Tijdelijk niet beschikbaar Als de radar aan de voorkant is afgedekt, verschijnt het bericht “Radar voor geen Het systeem is niet meer beschikbaar als: zicht”...
  • Pagina 209 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (16/17) Omstandigheden waarin storingen Als het voertuig is uitgerust met een trek- haak die door het systeem wordt herkend, het systeem niet wordt  Als er een storing optreedt, verschijnen  ingeschakeld gaat het controlelampje branden, © de controlelampjes samen met het bericht “Aanhanger: zijradars Het systeem kan niet worden ingeschakeld geel op het instrumentenpaneel samen...
  • Pagina 210 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (17/17) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Een botsing kan de uitlijning van de camera of de radar(s) wijzigen, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 211: Detectie Bestuurdersalertheid

    DETECTIE BESTUURDERSALERTHEID (1/2) De detectie bestuurdersalertheid is een functie die het gedrag van de bestuurder analyseert (rijstijl, rijrichting van het voertuig, enz.) en hem waarschuwt als er een risico op vermoeidheid of verminderde aandacht bestaat. Het houdt rekening met aanwijzingen zoals: –...
  • Pagina 212: In-/Uitschakelen Via Het Multimediascherm

    DETECTIE BESTUURDERSALERTHEID (2/2) De grenzen van de detectie Opmerking: bestuurdersalertheid – het systeem wordt automatisch uitge- schakeld als “Active Driver Assist” wordt De detectie bestuurdersalertheid reageert ingeschakeld. Bij uitschakelen van “Active mogelijk niet in de volgende omstandighe- Driver Assist” wordt het systeem weer in- den: geschakeld.
  • Pagina 213: Detectie Van Verkeersborden

    DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/3) Bijzondere omstandigheden Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt ook de informatie van het navigatiesysteem Het systeem houdt geen rekening met uit- gebruikt. zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor- Als de snelheidsbegrenzer of snelheidsre- beeld op dagen waarop de luchtverontreini- gelaar is ingeschakeld, kunt u de ingestelde ging piekt.
  • Pagina 214: Verandering Van De Ingestelde Maximumsnelheid

    DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/3) Als de maximumsnelheid wordt overschre- den, knippert de cirkel rond het paneel (waarschuwingslampje 3) en is een geluids- signaal te horen om de bestuurder te waar- schuwen. Werkzaamheden Verandering van de ingestelde maximumsnelheid Controleen waarschuwingslampjes Als de instelling van de snelheidsbegrenzer, De functie geeft de volgende waarschu- snelheidsregelaar of adaptieve snelheidsre- wingslampjes weer:...
  • Pagina 215 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/3) storingen Het systeem kan de snelheidsbeperking niet detecteren: – de voorruit niet schoon is; – de camera verblind wordt door de zon; – bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist, enz.); – als de verkeersborden onleesbaar (door sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter een andere auto of bomen);...
  • Pagina 216: Snelheidsbegrenzer

    SNELHEIDSBEGRENZER (1/4) Bediening Het rijden 1 Schakelaar Start/stop-snelheidsbegren- Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld  maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals bij een auto zonder de functie snelheidsbe- grenzer. 2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over- schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet, ook niet als u het gaspedaal verder indrukt, 3 Afhankelijk van de auto, activeringsscha-...
  • Pagina 217: Inschakelen

    SNELHEIDSBEGRENZER (2/4) Inschakelen Als u de huidige snelheid wilt opslaan, zet u de schakelaar 4 omhoog (RES/+) of omlaag Druk op de schakelaar 1. Het waarschu- (SET/-): de streepjes worden door de maxi- wingslampje 6 wordt grijs weergegeven. Het mumsnelheid vervangen. Afhankelijk van de bericht “Begrenzer OK SET om activeren”...
  • Pagina 218: Overschrijden Van De Ingestelde Snelheid

    SNELHEIDSBEGRENZER (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) Tijdens het overschrijden van de snelheid knippert de snelheid in het rood op het in- strumentenpaneel.
  • Pagina 219: Onderbreken Van De Functie

    SNELHEIDSBEGRENZER (4/4) Uitschakelen van de functie De functie snelheidsbegrenzer wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen; – als u op de schakelaar 2 drukt. In dat geval wordt de snelheidsregelaar gese- lecteerd en er is geen opgeslagen snel- heid.
  • Pagina 220: Snelheidsregelaar

    SNELHEIDSREGELAAR (1/5) Bediening 1 Start/stop-schakelaar van snelheidsbe-  grenzer 2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  3 Afhankelijk van de auto, activeringsscha- kelaar voor detectie van verkeersborden  Deze functie is een extra hulp 4 Activeringsschakelaar: tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- –...
  • Pagina 221: Instellen Van De Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (2/5) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de functie snelheidsregelaar is inge- schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Inschakelen Instellen van de snelheid Gebruik schakelaar 2. Druk bij een constante snelheid die hoger is dan ongeveer 30 km/u op de knop 4 omhoog Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs op (RES/+) of omlaag op (SET/-): de functie...
  • Pagina 222: Sneller Rijden Dan De Gekozen Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (3/5) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
  • Pagina 223 SNELHEIDSREGELAAR (4/5) NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt de auto snel op naar deze hogere snelheid. Als de regelaar stand-by is, komt de rege- laarfunctie weer in werking door een druk op de knop 4 omlaag (SET/-), ongeacht de snelheid die in het geheugen is opgeslagen;...
  • Pagina 224 SNELHEIDSREGELAAR (5/5) Uitschakelen van de functie Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves- tigen dat de functie niet langer actief is. De functie snelheidsregelaar wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 2 drukt. In dit geval is er geen ingestelde snelheid; –...
  • Pagina 225 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (1/22) De Stop and Go snelheidsregelaar gebruikt Als uw voorligger afremt, kan de Stop and informatie van een radar of camera om de Go snelheidsregelaar uw auto afremmen tot – De bestuurder moet zich houden aan de auto op een bepaalde ingestelde snelheid - volledige stilstand en vervolgens weer laten maximumsnelheden en veilige afstanden...
  • Pagina 226 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (2/22) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over. De bestuurder moet altijd en in alle omstandigheden klaar zijn om te remmen, moet zich altijd houden aan de voorgeschreven snel- heid en veilige afstand, en moet altijd blijven opletten.
  • Pagina 227: Bedieningsknoppen

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (3/22) 5 De volgafstand instellen. 6 Adaptieve snelheidsregelaar, hoofdknop  voor stoppen/starten 7 Contextuele knop (afhankelijk van de auto). Plaats van de camera 1 Bedieningsknoppen Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt 3 – Omhoog: kruissnelheid activeren en (door vuil, modder, sneeuw, enz.).
  • Pagina 228 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (4/22) Inschakelen Gebruik schakelaar 6.  Het controlelampje wordt grijs en het bericht “Adaptieve snelheidsregelaar AAN” verschijnt op het instrumentenpaneel met streepjes om aan te geven dat de snel- heidsregelaar is ingeschakeld en wacht op het opslaan van een snelheid. Deze functie kan niet worden ingeschakeld als: –...
  • Pagina 229 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (5/22) De streepjes worden vervangen door de kruissnelheid 9 en de kruissnelheid en het  controlelampje worden groen. Als u de functie wilt inschakelen bij een snel- heid van meer dan 150 km/u of, afhankelijk van de auto, 160 km/u, verschijnt het bericht “Snelh.
  • Pagina 230 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (6/22) Afstellen U kunt bepalen dat de kruissnelheid 9 een systematische snelheidsafwijking gebruikt ten opzichte van de gedetecteerde snel- heidslimieten 13. Op het multimediascherm, in de wereld “Voertuig” kiest u “Rijondersteuning”. Activeer daarna in het menu “Snelheidsmanagement” het veld “Pas snelheidsbeperkingen aan”...
  • Pagina 231 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (7/22) Snelheidsregelaar activeren met herkenning vooraf van verkeersborden met maximumsnelheid (display B) (vervolg) Inschakelen/uitschakelen Op het multimediascherm, in de wereld “Voertuig” kiest u “Rijondersteuning”. Kies daarna in het menu “Snelheidsmanagement” de optie “Binnenkomende stroom” in het veld “Adaptieve regelgeving”.
  • Pagina 232 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (8/22) Afstellen – de door het systeem gedetecteerde snel- heid op het volgende wegvak of de vol- U kunt bepalen dat de kruissnelheid 9 een gende snelheidslimietzone 14. systematische snelheidsafwijking gebruikt Het systeem houdt rekening met de gede- ten opzichte van de gedetecteerde snel- tecteerde snelheid 14.
  • Pagina 233: Snelheidsregelaar Activeren Met Herkenning Vooraf Van De Wegindeling (Display C)

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (9/22) Als de auto een bocht of rotonde nadert, ver- Als de functie niet geactiveerd is of het schijnt er een symbool 16 op het instrumen- abonnement niet meer actief is, is de be- tenpaneel. De auto stelt zijn snelheid in op diening gelijk aan het instellen van de kruis- een snelheid die past bij de gedetecteerde snelheid met herkenning van verkeers-...
  • Pagina 234: Bewaking Veilige Afstand Inschakelen

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (10/22) Bij het automatisch aanpassen van de snel- Als het systeem een voertuig detecteert in heid aan verkeersborden en/of weginrichting uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een is het mogelijk deze gebeurtenissen te ne- voertuig 10 boven de afstandsmeter 11 op geren.
  • Pagina 235: De Volgafstand Instellen

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (11/22) – afstandsmeter F: middelgrote afstand 1 (komt overeen met ongeveer 1.6 secon- den); – afstandsmeter G: kleine afstand (komt overeen met ongeveer 1,2 seconden). De geselecteerde afstandsmeter wordt groen. De andere meters blijven grijs. Opmerking: u moet de ingestelde afstand afstemmen op de verkeersdrukte, de lokale regelgeving en de weersomstandigheden.
  • Pagina 236: Stoppen En Optrekken Van De Auto

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (12/22) Opmerking: de bestuurder moet tijdens Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege- laar en veilige afstand gaan automatisch het rijden altijd voorbereid zijn op plot- terug naar de eerder gekozen instellingen. selinge incidenten en verantwoordelijk blijven voor het besturen van het voer- tuig: als het systeem een voetganger in Inhaalmanoeuvre de omgeving van het voertuig detecteert,...
  • Pagina 237 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (13/22) Onderbreken van de functie Opmerking: Indien de ontvangst van de aangesloten gegevens niet optimaal is, U kunt de functie als volgt in stand-by zetten: schakelt het systeem, afhankelijk van het voertuig, automatisch de functie voor her- –...
  • Pagina 238: Stand-By Afsluiten

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (14/22) Stand-by afsluiten Afhankelijk van de situatie geeft het systeem een geluidssignaal in combinatie met: Op basis van de opgeslagen – de oranje waarschuwing H als de aan- kruissnelheid dacht van de bestuurder vereist is; Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze in de juiste omstandighe- –...
  • Pagina 239: Tijdelijk Niet Beschikbaar (Radar)

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (15/22) Tijdelijk niet beschikbaar (radar) In bepaalde geografische omstandigheden kan de functie worden gestoord, zoals: De radar kan voertuigen detecteren die vóór – droge zones, tunnels, lange bruggen of uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed weinig gebruikte wegen zonder wegmar- als de radardetectiezone door iets wordt keringen, borden of bomen in de buurt;...
  • Pagina 240: Tijdelijk Niet Beschikbaar (Camera)

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (16/22) Tijdelijk niet beschikbaar storingen (camera) Als een storing wordt gedetecteerd in de werking van de adaptieve snelheidsrege- Het systeem kan niet werken als de camera laar Stop and Go, verschijnt het bericht wordt afgedekt (door vuil, modder, sneeuw, “Adaptieve cruise control controleren”...
  • Pagina 241: Beperkingen Van De Werking Van Het Systeem

    STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (17/22) Beperkingen van de werking van Wat niet door het systeem wordt gedetec- Detectie in een bocht teerd: het systeem Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of – voertuigen die op kruispunten aanko- camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om Autodetectie men: afritten (bijv.
  • Pagina 242 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (18/22) Detectie van voertuigen in aangrenzende Auto’s die verborgen zijn door – voertuigen die voorwerpen transporteren rijstroken hoogteverschillen in de weg die langer zijn dan de lijn; Het systeem kan voertuigen detecteren die Het systeem kan geen voertuigen detecte- –...
  • Pagina 243 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (19/22) Stilstaande en langzaam rijdende – voorliggers 17 die wisselen van rijstrook voertuigen en zo een stilstaande auto onthullen 18 (bijv. S); Als uw snelheid hoger is dan ongeveer 50 km/u, detecteert het systeem geen: – wanneer het voertuig stilstaat 19, wan- neer u van rijstrook wisselt (bijv.
  • Pagina 244 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (20/22) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
  • Pagina 245 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (21/22) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; – de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur; –...
  • Pagina 246 STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (22/22) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – de voorruit of de bumper is bedekt in de radarzone (door vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.); –...
  • Pagina 247: Stop & Go Adaptieve Snelheidsregelaar

    ACTIVE DRIVER ASSIST (1/15) De Stop and Go adaptieve De “Active Driver Assist” is een rijhulpsys- Het systeem laat uw auto versnellen en ver- teem voor gebruik buiten de bebouwde kom, tragen met behulp van de motor en het rem- snelheidsregelaar.
  • Pagina 248: Aanvullende Informatie

    ACTIVE DRIVER ASSIST (2/15) De functie “Rijbaan centreren Aanvullende informatie assistentie” Afhankelijk van de auto kan de functie “Active Driver Assist” samen met andere rij- De functie “Rijbaan centreren assistentie” hulpfuncties worden gebruikt. (rijstrookcentrering) gebruikt informatie van een camera om de auto in het midden van Opmerkingen: de rijstrook te houden met behulp van de –...
  • Pagina 249 ACTIVE DRIVER ASSIST (3/15) 2.107...
  • Pagina 250 ACTIVE DRIVER ASSIST (4/15) Computer 1 Luchtfoto en kaarten 3 vervolg Radar 8 vervolg Ontvangt informatie van de radar en de Het systeem kan ook de snelheid van de Het maximumbereik van het systeem is on- camera om de rijrichting en snelheid (ver- auto aanpassen bij het naderen van een geveer 150 meter.
  • Pagina 251 ACTIVE DRIVER ASSIST (5/15) 2.109...
  • Pagina 252: Bedieningsknoppen

    ACTIVE DRIVER ASSIST (6/15) Bedieningsknoppen Weergaven op het Stuurwiel 23 instrumentenpaneel Omhoog duwen: zet de functie op De bestuurder moet altijd zijn of haar handen stand-by of verhoogt de opgeslagen op het stuurwiel houden. Als er te veel druk Waarschuwingslampje Stop and Go ...
  • Pagina 253 ACTIVE DRIVER ASSIST (7/15) De “Lane Keeping-systeem” moet zijn in- geschakeld. Als het waarschuwingslampje van de 16-knop niet brandt, druk dan op de  knop 16 Het bericht “Lane keeping assist geacti- veerd” verschijnt op het instrumentenpaneel om te bevestigen dat de functie geactiveerd Deze status blijft opgeslagen als het voer- tuig wordt gestopt.
  • Pagina 254: Onderbreken Van De Functie Rijbaan Centreren Assistentie

    ACTIVE DRIVER ASSIST (8/15) Onderbreken van de functie – het systeem tijdelijk is onderbroken (bij- voorbeeld: camera afgedekt door vuil, Rijbaan centreren assistentie modder, sneeuw, condens, enz.). De functie “Rijbaan centreren assistentie” Ook bepaalde acties van de bestuurder gaat automatisch op stand-by wanneer: kunnen de functie “Rijbaan centreren assis- –...
  • Pagina 255 ACTIVE DRIVER ASSIST (9/15) – na ongeveer 30 seconden verschij- Als de bestuurder zijn handen niet op het nen het bericht “Handen aan het stuur stuur legt nadat de waarschuwing is weer- houden” waarschuwings- gegeven, klinkt er een pieptoon en het waar- ...
  • Pagina 256 ACTIVE DRIVER ASSIST (10/15) Waarschuwing “Handen op het stuurwiel” vervolg Opmerking: in sommige situaties detecteert de functie “Rijbaan centreren assistentie” uw handen mogelijk niet meer op het stuurwiel en klinkt er een signaal: – als de bestuurder het stuur zeer licht vasthoudt;...
  • Pagina 257: In Een Scherpe Bocht

    ACTIVE DRIVER ASSIST (11/15) Als het voertuig een streep helemaal overschrijdt en zijn rijstrook verlaat, of als de bocht te scherp is, gaat de func- tie “Rijbaan centreren assistentie” op stand-by.  Het controlelampje 22 verschijnt en de indicatoren voor de linker- en rechter- streep 21 worden grijs om te bevestigen dat de functie in stand-by is.
  • Pagina 258: De Functie "Rijbaan Centreren Assistentie" Uitschakelen

    ACTIVE DRIVER ASSIST (12/15) – de functie “Rijbaan centreren assistentie” wordt uitgeschakeld via het multimedia- scherm (selecteer in de Wereld “Voertuig” het tabblad “Rijondersteuning” en dan het menu “Lane Keeping-systeem”).  Het controlelampje 22 en de indica- toren voor de linker- en rechterstreep 21 ver- dwijnen van het instrumentenpaneel.
  • Pagina 259 ACTIVE DRIVER ASSIST (13/15) De “Active Driver Assist” is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
  • Pagina 260 ACTIVE DRIVER ASSIST (14/15) Uitschakelen van het systeem Schakel het systeem uit indien: – de auto op een bochtige weg rijdt; – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; – de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur; –...
  • Pagina 261 ACTIVE DRIVER ASSIST (15/15) Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld: – voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit, de ruitenwisserbladen en de bumper; –...
  • Pagina 262: Parkeerhulp

    PARKEERHULP (1/6) De werking van het systeem Ultrasoon sensoren, die met pijlen 1 worden aangegeven, zijn in de bumpers gemon- teerd om de afstand tussen de auto en een obstakel te meten. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt wanneer het obstakel ongeveer 20 à...
  • Pagina 263 PARKEERHULP (2/6) Opmerking: Voor auto’s met de functie “360° Camera” ➥ 2.135 wordt een analyse van de omgeving van de auto (gebieden A en B) niet weergegeven in de modus “Vogelvlucht” of “Zijaanzicht”. Werking Het systeem detecteert de meeste obstakels voor, achter en naast de auto.
  • Pagina 264 PARKEERHULP (3/6) Als er een obstakel wordt gedetecteerd naast de auto: – weerklinkt er bij het risico op een bot- sing een geluidssignaal met een steeds hogere frequentie naargelang u het ob- stakel nadert, tot het geluidssignaal con- tinu weerklinkt. De groene, oranje en rode zones worden getoond op het dis- play D;...
  • Pagina 265: Parkeerhulp Handmatig Uitschakelen

    PARKEERHULP (4/6) Afstellen Parkeerhulp handmatig – wanneer een bedieningsfout wordt gede- tecteerd. uitschakelen Afhankelijk van de auto kunt u met draai- Opmerking: als het voertuig is uitgerust met ende motor en stilstaande auto sommige Schakel de functie uit in deze gevallen: een trekhaak die door het systeem wordt parameters instellen via het multimedia- –...
  • Pagina 266 PARKEERHULP (5/6) Werkzaamheden/reparaties van het systeem – In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer. –...
  • Pagina 267 PARKEERHULP (6/6) Beperkingen voor de werking van het systeem – De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar- borgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 268: Actieve Noodstop Bij Achteruitrijden

    ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (1/3) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze func- tie kan in geen geval de waak- zaamheid en verantwoordelijk- heid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden Naast de functie “Parkeerhulp”...
  • Pagina 269: Inschakelen, Uitschakelen Van Het Systeem

    ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (2/3) storingen Wanneer het systeem een storing detec- Parkeerhulp teert, wordt de actieve noodrem in de ach- Voorzijde teruitversnelling automatisch gedeactiveerd. Zijkant De berichten “Parkeersensoren niet be- Achterzijde schikbaar” of “Controleer parkeersenso- Geluid ren” of “Rijhulpsystemen niet beschikbaar” of “Rijhulpsystemen controleren”...
  • Pagina 270 ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (3/3) Actieve noodstop bij achteruitrijden Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen. Sommige klimatologische en omgevingsomstandigheden kunnen het systeem verstoren of beschadigen. Dus moet de bestuurder altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het manoeuvreren geen kleine, smalle be- wegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje, enz.).
  • Pagina 271: Uitparkeerwaarschuwing

    UITPARKEERWAARSCHUWING (1/4) Bijzonderheid Op basis van de informatie van de radars aan elke kant van de achterbumper (zone A) Zorg ervoor dat de radarzone A niet bedekt waarschuwt het systeem de bestuurder als is (stickers, modder, sneeuw, enz.). er een andere auto in de detectiezone ver- De detectiecapaciteit van het systeem schijnt B.
  • Pagina 272 UITPARKEERWAARSCHUWING (2/4) In-/uitschakelen via het Werking De indicatoren 4 op het multimediascherm tonen aan welke kant de naderende auto is multimediascherm 1 De functie waarschuwt u als er in de zone B gedetecteerd. een auto is die uw auto nadert. Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- Opmerking: reinig de camera regelmatig schakelen van de functie.
  • Pagina 273 UITPARKEERWAARSCHUWING (3/4) storingen Als de auto is uitgerust met een door het systeem herkende trekhaak en er is een aanhanger bevestigd, dan wordt de uitpar- keerwaarschuwing automatisch gedeacti- veerd en verschijnt de volgende melding op het instrumentenpaneel “Rijhulpsystemen niet beschikbaar”. Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren”...
  • Pagina 274 UITPARKEERWAARSCHUWING (4/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 275: Achteruitrijcamera

    ACHTERUITRIJCAMERA (1/2) Werking Vaste tekening 3 Aanhanger geleidelijn 5 De vaste tekening bestaat uit gekleurde Deze wordt in het blauw getoond op het Wanneer de achteruitversnelling is inge- merktekens A, B en C die de afstand achter multimediascherm 2. Deze geeft de ver- schakeld, geeft de camera 1 aan de achter- de auto aangeven: plaatsingsrichting van de dissel van de aan-...
  • Pagina 276: Instellingen

    ACHTERUITRIJCAMERA (2/2) “Zoom auto” functie Als er achter het voertuig een obstakel wordt gedetecteerd, schakelt de functie Zoom auto van de huidige weergave naar een boven- aanzicht van achteren. Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- schakelen van de functie Zoom auto. Instellingen Het scherm geeft een omgekeerd beeld, Deze functie is een (extra)
  • Pagina 277 360°-CAMERA (1/11) Werkzaamheden Met behulp van de informatie van de – beeld van bovenaf (met behulp van camera´s 1, 2 en 3 in de voorbumper, bui- de 1,2 en 3 camera’s): standaard beeld De camera´s sturen meerdere afzonderlijke tenspiegels en op de achterklep, alsook met van bovenaf en pop-up beeld van bo- beelden naar het multimediascherm 5.
  • Pagina 278 360°-CAMERA (2/11) Camera voor1 Achteruitrijcamera 3 Het beeld van de camera aan de voorkant Het beeld van de camera aan de achter- Voor de beelden aan de achterkant geeft wordt weergegeven op het multimedia- kant wordt weergegeven op het multimedia- het multimediascherm 5 geeft een om- scherm 5.
  • Pagina 279 360°-CAMERA (3/11) Vaste tekening 6 De vaste tekening bestaat uit gekleurde merktekens A, B en C die de afstand achter de auto aangeven: – A (rood) op ongeveer 30 centimeter van de auto; – B (geel) op ongeveer 70 centimeter van De richtlijnen voor de beelden voor, de auto;...
  • Pagina 280: Beeld Van Bovenaf

    360°-CAMERA (4/11) Camera aan de voorkant aan de Beeld van bovenaf bestuurderskant2 Het beeld van bovenaf is een gecombi- neerde weergave van camera 1, 2 en 3. De 2-camera, gemonteerd op de buitenspie- gel, verzendt een beeld van de zijkant naar Het geeft de bovenkant van de auto en de het multimediascherm 5.
  • Pagina 281: 360° Camera

    360°-CAMERA (5/11) 360° Camera 360° Camera 360° Camera Kijk in alle richtingen Kijk in alle richtingen Kijk in alle richtingen Beelden zijkant Panoramisch beeld voor of Beeld 3D panoramisch beeld achter Door op het multimediascherm op de speci- Door op het multimediascherm op de speci- ale knop 9 te drukken, krijgt u een gecombi- ale knop 11 te drukken, krijgt u een 3D weer- Door op het multimediascherm op de speci-...
  • Pagina 282: Waarneming Van Obstakels

    360°-CAMERA (6/11) Naast de geluidswaarschuwing geven deze indicatorlijnen de nabijheid van obstakels in Aanhangwagen weergave verschillende kleuren weer: – groen: obstakel tussen ongeveer 50 en 70 cm; – geel: obstakel tussen ongeveer 30 en 50 cm; – rood: obstakel binnen ongeveer 30 cm. Achterklep is open Deze indicatorlijnen tonen ook de plaats...
  • Pagina 283: "Zoom Auto" Functie

    360°-CAMERA (7/11) Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- schakelen van de Zoom auto-functie. 360° Camera Kijk in alle richtingen “Zoom auto" functie Als er een obstakel wordt gedetecteerd in de buurt van de voor- of achterkant van de auto, schakelt de “Zoom auto"-functie van de huidige weergave naar een specifieke weergave (beeld boven-, voor- of achter- kant).
  • Pagina 284 360°-CAMERA (8/11) De automatische modus wordt uitgescha- keld: – wanneer de versnellingshendel in de stand N of P staat gedurende ongeveer drie seconden; – bij een rijsnelheid van meer dan 10 km/u. Handmatige modus Om de handmatige modus te activeren, met stilstaande auto en draaiende motor, vanuit de “Voertuig“...
  • Pagina 285: Het Verschil Tussen De Geschatte Afstand En De Werkelijke Afstand

    360°-CAMERA (9/11) Het verschil tussen de geschatte Een steile heling afrijden of in zijn Rijden of achteruitrijden richting een achteruit richting een steile neerwaartse uitstekend voorwerp. afstand en de werkelijke afstand helling rijden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op Een steile heling oprijden of in zijn De vaste richtlijnen 13 tonen de afstanden het scherm.
  • Pagina 286: Afstellen Van De Weergave

    360°-CAMERA (10/11) Afstellen van de weergave Beperkingen voor de werking van het systeem In het multimediascherm, wanneer het “360° Het systeem kan geen voorwerpen weerge- Camera”-systeem wordt weergegeven, kunt ven die zich in bepaalde zones bevinden. u de beelden wijzigen (bijv. vervang het beeld van de achterkant door het panorami- In de modi beeld voorkant of beeld achter- sche beeld van de achterkant.
  • Pagina 287 360°-CAMERA (11/11) Als de versnellingshendel in de stand R Bij het overschakelen van de achteruitver- snelling naar stand D zijn de volgende weer- staat, zijn de volgende weergaven beschik- baar: gaven beschikbaar: – Scherm verdeeld tussen beeld achter- – Scherm verdeeld tussen beeld voorkant/ kant/beeld van bovenaf;...
  • Pagina 288: Automatisch Parkeren

    AUTOMATISCH PARKEREN (1/6) U kunt op elk moment weer controle nemen over de auto door: – draaien aan het stuurwiel; – het gaspedaal los te laten; – of het rempedaal in te drukken. Bijzonderheden Zorg ervoor dat de ultrasone opname-ele- menten en de camera’s, aangeduid door de pijlen 1, niet worden verborgen (door vuil, modder, sneeuw, een slecht gemonteerde/...
  • Pagina 289: Keuze Van Het Manoeuvre

    AUTOMATISCH PARKEREN (2/6) Geautomatiseerde park assist Vooruitrijden Start Configureren Elektrisch 360° Camera Geautomatiseerde Zitplaatsen park assist Luchtkwaliteit Driving Eco Rijondersteuning Parkeerhulp Voertuig Instellingen Kijk in alle richtingen Inschakelen Keuze van het manoeuvre Als de auto stilstaat of minder dan ongeveer Het systeem kan vier drie soorten manoeu- 30 km/u rijdt, zijn er verschillende manieren vre uitvoeren:...
  • Pagina 290 AUTOMATISCH PARKEREN (3/6) De plaats wordt groen op het multimedia- Het bericht “Manoeuvre voltooid” op het mul- scherm en wordt aangeduid met de letter timediascherm geeft het einde van het ma- “P”. noeuvre aan. De automatische parkeerrem Geautomatiseerde park assist Druk op de starttoets wordt aangetrokken en de P-stand is geac- –...
  • Pagina 291: Het Manoeuvre Onderbreken

    AUTOMATISCH PARKEREN (4/6) Uitparkeren Bijzonderheden Het bericht “Manoeuvre voltooid” op het mul- timediascherm geeft het einde van het ma- – Activeer de functie “Geautomatiseerde – Het systeem stuurt de auto niet over noeuvre aan. U kunt de controle over de park assist”;...
  • Pagina 292: Het Manoeuvre Annuleren

    AUTOMATISCH PARKEREN (5/6) Het manoeuvre annuleren storingen  Het manoeuvre wordt in de volgende geval- Als de functie een storing signaleert, ver- Het controlelampje verdwijnt en er len geannuleerd: schijnen de volgende meldingen op het in- klinkt een geluidssignaal. strumentenpaneel: –...
  • Pagina 293: Werkzaamheden/Reparaties Van Het Systeem

    AUTOMATISCH PARKEREN (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre- gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
  • Pagina 294: Veilig Uitstappen Voor Passagier

    VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (1/3) Beschrijving Bijzonderheid Op basis van de informatie van de senso- ren aan elke kant van de achterbumper Deze functie is een extra rijhulpmiddel voor Let op dat de zone C rondom de radars (zone C), wordt de bestuurder gewaar- de veiligheid van de inzittenden van het aan elke kant van de achterbumper niet zijn schuwd:...
  • Pagina 295 VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (2/3) Werkzaamheden Wanneer het gedetecteerde object heel dichtbij is, klinkt er een pieptoon, samen met Als een portier wordt geopend en een bewe- het waarschuwingsbericht 3 “Zijdel. obstakel gend object wordt gedetecteerd, wordt het gededecteerd“ op het instrumentenpaneel. controlelampje 1 weergegeven op de buiten- Opmerking: het systeem blijft ongeveer spiegel 2 en, afhankelijk van de auto, gaat...
  • Pagina 296: De Functie In-/Uitschakelen Via Het Multimediascherm

    VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (3/3) Omstandigheden waarin de storingen dodehoekwaarschuwing niet Als het systeem een storing detecteert, ver- werkt schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een – de auto rijdt en staat niet volledig stil; merkdealer. –...
  • Pagina 297: Noodoproep

    NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via de noodoproepfunctie au- tomatisch of handmatig verwittigd (koste- loos) bij een ongeval of als u onwel wordt, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Opmerking: de noodoproep werkt: –...
  • Pagina 298 NOODOPROEP (2/3) Automatische modus In geval van onbedoelde activering kunt u de oproep annuleren door 2 seconden lang te Als de waarschuwingslampje automatische drukken op de 3-knop voordat de verbinding modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het met het callcenter tot stand komt. automatische systeem is ingeschakeld.
  • Pagina 299 NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De gebruiksduur van de accu is ongeveer vier jaar (het waarschuwings- lampje 1 wordt rood als deze vier jaar bijna voorbij zijn). Raadpleeg een merkdealer. Zonder de functie noodoproep is het sys- teem niet te volgen en zal niet constant worden bewaakt.
  • Pagina 300 2.158...
  • Pagina 301 Hoofdstuk 3: Uw comfort Multi-Sense ................Ventilatieroosters: ventilatieroosters .
  • Pagina 302: Multi-Sense

    MULTI-SENSE “Eco”-modus Afhankelijk van de auto kunt u met het MULTI-SENSE systeem kiezen uit verschil- modus Eco gericht op energiebesparing. lende rijmodi die van invloed zijn op rijden, Motormanagement en verwarmingsniveau omgevingsverlichting, comfort en rijpositie: zorgen voor een lager verbruik ➥ 2.17. –...
  • Pagina 303: Ventilatieroosters: Ventilatieroosters

    VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (1/3) 1 Ventilatieroosters bestuurderskant. 2 Ventilatierooster voorruit. 3 Ventilatieroosters passagierskant. 4 Ventilatierooster van zijruit. 5 Verwarmingsroosters bij de voetenruimtes voor. 7 Ventilatieroosters midden achterpassagiers. 6 Verwarmingsroosters bij de voetenruimte achter. 8 Bedieningspaneel.
  • Pagina 304: Ventilatieroosters Passagierskant

    VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (2/3) Ventilatieroosters Ventilatieroosters Hoeveelheid lucht bestuurderskant 1 passagierskant 3 Om de doorstroming van de ventilatieroos- ters 1 en 3 te controleren, drukt u op de Richting Richting knop 12 of tilt u deze omhoog naar de ge- wenste opening. Om de luchtstroom te richten, draait u de 1 Om de luchtstroom te richten, draait u de ventilatieroosters met behulp van de knop-...
  • Pagina 305: Plaatsen Achter

    VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (3/3) Plaatsen achter (afhankelijk van de auto) Richting Om de luchtstroom te richten, draait u de ventilatieroosters 7 met behulp van de knop- pen. Bevestig geen voorwerpen op de venti- latieroosters (bijv. telefoonhouder). Luchtstroom Risico van beschadiging. Om de doorstroming van de ventilatieroos- ters 7 te controleren, draait u de knop 13 naar de gewenste opening: Stop niets in het ventilatiecir-...
  • Pagina 306: Handbediende Airconditioning

    HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/5) 12 Ontdooien/ontwasemen van de achter- ruit en, afhankelijk van de auto, van de spiegels. 13 Functie “helder zicht” 14 De ventilatiesnelheid aanpassen en het systeem stopzetten. 15 Regeling van de luchttemperatuur voor de bestuurder. Bedieningsknoppen 7 Systeem uit knop. 8 Regeling van de luchtverdeling in het in- 1 Indicator temperatuur verwarming be- terieur.
  • Pagina 307: Inschakelen Van Het Systeem

    HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (2/5) Inschakelen van het systeem Wanneer het voertuig wordt gestart, keert het systeem terug naar het laatst gebruikte programma. Het systeem werkt ook als de auto staat ge- parkeerd. Til de 14-knop naar de gewenste ventilatie- snelheid en druk op de 11-knop om het sys- teem te activeren.
  • Pagina 308: Regeling Van De Temperatuur

    HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/5) De functie werkt in deze volgorde: ‚ De lucht wordt naar de uitstroom- sleuven onder de voorruit en de voorste zijruiten gevoerd.  De lucht wordt naar de roosters van de zijruiten voorin, de ontwa- semingssleuven onder de voorruit en naar de voetenruimtes gevoerd.
  • Pagina 309: Achterruitverwarming

    HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (4/5) Functie “A/C MAX” De functie “A/C MAX” biedt de gebruiker het maximale vermogen van het airconditi- oningsysteem, zonder beperking of compro- mis met betrekking tot de akoestiek en het gevoel van zeer koude lucht op handen en gezicht.
  • Pagina 310: Inschakelen Van De Kringloopfunctie

    HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (5/5) Inschakelen van de stand ECO kringloopfunctie Via het menu MULTI-SENSE, toegankelijk vanaf het multimediascherm 16, of via de Druk op de knop 10: het ingebouwde contro- knop 17, kunt u de ECO-modus activeren lelampje gaat branden. In deze stand wordt om het verwarmingsniveau én het brand- de lucht vanuit het interieur aangezogen en Door langdurig gebruik van de lucht-...
  • Pagina 311: Thermostatische Airconditioning

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/6) 14 Activeringsknop voor airconditioning in AUTO-modus. 15 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit en, afhankelijk van de auto, van de spie- gels. 16 Functie “Helder zicht”. 17 De ventilatiesnelheid aanpassen en het systeem stopzetten. 18 Regeling van de luchttemperatuur voor de bestuurder.
  • Pagina 312 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/6) Inschakelen van het systeem Wanneer het voertuig wordt gestart, keert het systeem terug naar het laatst gebruikte programma. Het systeem werkt ook als de auto staat ge- parkeerd. Druk op de knop 14 om het systeem in te schakelen of zet de knop 17 in de gewenste ventilatiesnelheid.
  • Pagina 313 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/6) Wijzigen van de verdeling van de lucht in het interieur Druk eenmaal of meermaals op 11 om de luchtverdeling te kiezen. De geselecteerde luchtverdeling 8 verschijnt op het multimedi- ascherm. De functie werkt in deze volgorde: ‚ De lucht wordt naar de uitstroom- sleuven onder de voorruit en de voorste zijruiten gevoerd.
  • Pagina 314 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/6) Regeling van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid aanpassen door te drukken op 17. Functie “helder zicht” Druk op de knop 16: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden.
  • Pagina 315: Inschakelen Van De Luchtkringloop (Isolatie Van Het Interieur)

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/6) Handbediening Druk op de knop 13: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden. Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- ken.
  • Pagina 316 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (6/6) “Favorieten”-functie stand ECO Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- Via het menu MULTI-SENSE, toegankelijk ken op de stuurbediening 19, de volgende vanaf het multimediascherm 20, of via de functies activeren volgens de eerder ge- knop 21, kunt u de ECO-modus activeren maakte gebruiksinstellingen: om het verwarmingsniveau én het brand-...
  • Pagina 317: Airconditioning

    AIRCONDITIONING: programmeren (1/2) Airconditioning programmering U kunt meerdere comfortprogramma’s op- slaan door de volgende instellingen te acti- Terwijl het voertuig stilstaat, de motor draait, veren: Verantwoordelijkheid van selecteert u vanuit de “Voertuig” 2 Wereld de bestuurder tijdens het – regeling van de temperatuur; op het multimediascherm 1 het “Elektrisch”...
  • Pagina 318: Uitschakelen Van De Airconditioning

    AIRCONDITIONING: programmeren (2/2) Activering van de Onmiddellijk inschakelen van de Uitschakelen van de “Programmatie” airconditioning airconditioning De functie start vóór het aangegeven tijdstip, Het is mogelijk om de airconditioning onmid- De airconditioning schakelt zich automatisch zodat het voertuig een comfortabele tempe- dellijk te starten als: uit ongeveer 10 minuten na de geprogram- ratuur heeft bereikt tegen de geplande ver-...
  • Pagina 319: Onderhoud

    AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2) Tips voor het gebruik Storingen Tips om het energieverbruik te verlagen en de actieradius van de auto te In sommige gevallen, (airconditioning uit, Raadpleeg bij een storing altijd een merk- vergroten luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid dealer.
  • Pagina 320 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2) Ñ Type airconditioningsvloeistof  Type olie in de slangen van de airconditioning  Ontvlambaar product  Raadpleeg het instructieboekje  Onderhoud Hoeveelheid airconditio- ningsvloeistof aanwezig x,xxx kg in de auto. Global Warming Potential Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige o f t ew e l aa r d op w a r - componenten hermetisch zijn afgesloten)
  • Pagina 321: Multimedia-Uitrusting

    MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2) Multimedia-aansluitingen “USB- De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de auto. C” 2 en 5 1 Multimediascherm. Via de multimedia-aansluitingen USB-C 2 2 Multimedia-aansluitingen USB-C in de en 5 kunnen accessoires worden opgeladen bovenste A en onderste B middencon- die zijn goedgekeurd door onze technische sole.
  • Pagina 322 MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2) Microfoon 6 Inductielaadzone 7 (voor telefoon en spraakbediening) ➥ 3.27 Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van dit appa- raat. 3.22...
  • Pagina 323: Ruitbediening

    RUITBEDIENING (1/2) Deze systemen werken met contact aan of contact uit tot het openen van een voorpor- tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten). Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw voertuig nooit achter met de card of sleutel erin en laat nooit een kind, een afhankelijke vol- wassene of een dier in de auto achter, zelfs niet voor eventjes.
  • Pagina 324: Elektrische Ruitbediening Met Sneltoets (Vervolg)

    RUITBEDIENING (2/2) Elektrische ruitbediening met Op afstand openen/sluiten van Storingen sneltoets (vervolg) de ruiten Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, schakelt het systeem over op de normale Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten Als u, terwijl u de deuren van buitenaf ont- werking: u kunt dan de betrokken ruitscha- op weerstand stuit (bijv.
  • Pagina 325: Binnenverlichting, Zonneklep

    BINNENVERLICHTING, ZONNEKLEP (1/2) Leeslampjes (afhankelijk van de auto) Druk op 1, 2 of 3 voor het volgende: – een constant brandende verlichting; – het onmiddellijk uitgaan. Opmerking: via het multimediascherm kunt u de leeslampjes laten in- of uitschakelen bij het openen van de portieren. ➥ 1.108. Het ontgrendelen en het openen van de portieren zorgen voor het tijdelijk bran- den van de binnenlichten en de lichten.
  • Pagina 326: Verlichting Bagageruimte

    BINNENVERLICHTING, ZONNEKLEP (2/2) Verlichting bagageruimte Zonwering Het lampje 4 gaat branden bij het openen Zet de zonneklep 5 omlaag tegen de voor- van de bagageruimte. ruit of maak hem los en draai hem tegen de zijruit. Make-up spiegels Til het deksel 6 omhoog. De verlichting 7 werkt automatisch.
  • Pagina 327: Opbergruimte, Indeling Interieur

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4) Opbergruimte in voorportieren 1 Opbergruimte of Zorg vooral dat er niets (startkaart, USB- inductielaadzone van de stick, SD-kaart, creditcard, juwelen, sleutels, munten, enz.) in de inductieo- middenconsole 2 plaadzone 2 ligt terwijl de telefoon wordt Afhankelijk van het voertuig kunt u hiermee opgeladen.
  • Pagina 328: Opbergruimte In Middelste Armsteun

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4) Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt. Risico van brandwonden als de vloei- stof warm is en/of vlekken. Opbergvak in de Opbergruimte in middelste Rijd niet met de centrale arm-...
  • Pagina 329 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4) Opbergruimte zonneklep 9 Dashboardkastje. Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een Druk om te openen op de hendel 10. tolweg) bewaren. Hier kunt u een doos tissues, een fles water, enz. plaatsen. 3.29...
  • Pagina 330: Opbergruimte Van Het Achterportier

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4) Handgreep 11 Opbergruimte van het Opbergvak 13 achterportier 12 (afhankelijk van de auto) Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
  • Pagina 331: Accessoireaansluiting 1

    INTERIEUR Accessoireaansluiting 1 Deze is bedoeld voor aansluiting van acces- soires die zijn goedgekeurd door onze tech- nische dienst. Het kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor de compressor van uw bandenoppompset Sluit alleen accessoires aan ➥ 5.2. met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V).
  • Pagina 332: Hoofdsteun Achter

    HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Hoofdsteun terugplaatsen De hoofdsteun in de onderste stand is een opbergstand en alleen toegestaan Zet de hoofdsteun geheel omhoog om hem Kantel de achterbank naar voren, steek als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. in de hoogste stand te gebruiken. Controleer vervolgens de stangen in de gaten, duw Indien er een passagier op de stoel zit, mag de vergrendeling.
  • Pagina 333: Achterbank: Gebruiksmogelijkheden

    ACHTERBANK: gebruiksmogelijkheden Trek aan het vaantje 1 en laat de rugleuning zakken A. Opmerking: om veiligheidsredenen is de rugleuning A voorzien van een borgsys- teem. U kunt tijdens het hanteren weerstand ondervinden. Voor het terugplaatsen van de rugleu- ning, gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
  • Pagina 334: Bagageruimte, Hoedenplank

    BAGAGERUIMTE HOEDENPLANK ACHTER (1/3) Openen Openen van binnenuit Druk op de knop 1 en trek de achterklep Bij een elektrische storing, kunt u de achter- omhoog. klep met de hand van binnenuit openen. – kantel de rugleuning(en) van de achter- bank naar voren, zodat u in de bagage- Sluiten ruimte kunt komen;...
  • Pagina 335: Opbergvak Voor Laadkabel

    BAGAGERUIMTE HOEDENPLANK ACHTER (2/3) Opbergvak voor laadkabel In dit vak zitten de laadkabels. De maximale U mag de kabels niet gebrui- belasting van het vak is 10 kg. ken als er water aanwezig is in Om toegang te krijgen, opent u de bagage- het opbergvak voor laadkabels, ruimte en tilt u vervolgens de vloerbekleding of bij corrosie of vreemde ele-...
  • Pagina 336 BAGAGERUIMTE HOEDENPLANK ACHTER (3/3) Hoedenplank – druk de hoedenplank 5 naar binnen en draai ze; Om deze te verwijderen: – trek de hoedenplank naar u toe. – zet de hoofdsteunen achter helemaal Bij het terugplaatsen, gaat u in omgekeerde naar beneden; volgorde te werk.
  • Pagina 337: Vervoer Van Bagage

    VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – De rugleuning van de achterbank bij de normale ladingen (A). – De rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
  • Pagina 338: Vervoer Van Voorwerpen: Trekhaak

    VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak Maximale kogeldruk op trekhaak, max. aanhangermassa geremd en on- geremd: ➥ 6.6. Maximale afstand A: 838 mm Keuze en monteren van een trekhaak Maximale massa van de trekhaak: 25 kg. Het is niet toegestaan een mechani- sche sleepuitrusting (kogel, haak, etc.) te monteren die zonder gereedschap kan worden verwijderd of intrekbaar is...
  • Pagina 339: Dakdragers, Spoiler

    DAKDRAGERS, SPOILER Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be- vestigd en goed vastzitten en mogen de be- weging van de achterklep niet hinderen.
  • Pagina 340 3.40...
  • Pagina 341 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Peilen: .
  • Pagina 342: Motorkap

    MOTORKAP (1/2) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 volt gelijkspanning. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder span- ning staan. Let op de waarschuwingen op de stic- kers in de auto. Elke ingreep of wijziging aan het elek- trische 400 V-systeem van het voertuig (componenten, kabels, connectoren,...
  • Pagina 343: Motorkap Openen

    MOTORKAP (2/2) Controleer bij werkzaamheden onder de motorkap of de scha- kelaar van de ruitenwisser in de stand uit staat. Verwondingsgevaar Motorkap openen Sluiten van de motorkap Til de motorkap op en maak de steun 4 los Controleer voordat u de motorkap sluit of er Controleer de vergrendeling uit de houder 3.
  • Pagina 344: Peilen

    PEILEN (1/3) Controle van het peil moet bij stilstaande motor en op horizontale ondergrond plaats- vinden. Voor elk reservoir moet het peil bij koude motor liggen tussen “MINI” en “MAXI” op de koelvloeistofreservoirs 1 en 2. Het aandrijfsysteem van de Vul bij koude motor bij, voordat het peil elektrische auto gebruikt onge- onder de markering “MINI”...
  • Pagina 345 PEILEN (2/3) Regelmatige controle van het peil Controleer regelmatig elk koelvloeistof- peil; te weinig koelvloeistof kan de motor en batterij ernstig beschadigen. Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor een bescherming van het koelsysteem: –...
  • Pagina 346: Remvloeistof

    PEILEN (3/3) Vullen Na werkzaamheden aan het hydraulische circuit moet de remvloeistof worden ver- vangen door een deskundige. Gebruik hier- voor uitsluitend door onze technische dienst goedgekeurde remvloeistof uit een verze- gelde verpakking. Peil 2 Het is normaal dat het peil daalt naarmate de remblokken slijten, maar het mag nooit beneden de markering “MINI”...
  • Pagina 347: Bandenspanningen

    BANDENSPANNINGEN (1/2) Auto met een controlesysteem voor ban- denspanning Bij een te lage bandenspanning (lekk- ages, enz.) verschijnt het waarschuwings-  lampje op het instrumentenpaneel. ➥ 2.22. Sticker A B: bandenmaat van uw auto. C: bandenspanning van de voorwielen. Open het bestuurdersportier om het te lezen. D: bandenspanning van de achterwielen.
  • Pagina 348 BANDENSPANNINGEN (2/2) De veiligheid van de banden en de montagevoorschriften van de ket- ting: voor informatie over het onderhoud en, afhankelijk van de uitvoering van de auto, het gebruik van sneeuwkettingen. ➥ 5.6. Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
  • Pagina 349: Hulpaccu

    12 V-HULPACCU (1/2) Onderhoud/vervanging De capaciteit van uw 12 V-hulpaccu 1 kan verminderen, vooral als u uw auto gebruikt: – bij een lage buitentemperatuur; – na langdurig gebruik van stroomverbrui- Het aandrijfsysteem van de kers bij afgezette motor. elektrische auto gebruikt onge- veer 400 volt gelijkspanning.
  • Pagina 350 12 V-HULPACCU (2/2) Pechhulp Om uw auto niet te beschadigen, is het verboden om de 12 V-hulpaccu op te laden met behulp van: – een lader van een externe accu; – een accu van een andere auto. Doe beroep op een merkdealer. Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu.
  • Pagina 351: Onderhoud Van De Carrosserie

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer Houd bij het rijden op pas geasfalteerde mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- wegen afstand van de andere auto’s om be- Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- schadiging van lak en ruiten door opspat- met door onze technische diensten geadvi-...
  • Pagina 352 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen De auto wassen in felle zon of als het vriest. Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder Ontvetten of reinigen met ze eerst met water los te weken. behulp van een hoge- De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan drukreiniger of sproeipro- ophopen.
  • Pagina 353: Bijzonderheid Van Auto's Met Matte Lak

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, matte lak de opname-elementen en de Zet de schakelaar van de ruitenwisser weer camera’s in de ruststand. ➥ 1.121. Controleer de be- Voor dit type lak moeten bepaalde voor- vestiging van de uitrusting aan de buiten- zorgsmaatregelen worden genomen.
  • Pagina 354: Onderhoud Van De Binnenbekleding

    ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- mometer, enz.) Stofzuig het textiel regelmatig. den.
  • Pagina 355 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting (bijv. matten) verwijdert om het interieur schoon te maken, moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terugplaatst (leg de be-...
  • Pagina 356 4.16...
  • Pagina 357 Hoofdstuk 5: Praktische tips Pompset voor de banden ..............Gereedschapset .
  • Pagina 358: Pompset Voor De Banden

    POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 359 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Met draaiende motor en handrem aange- Als na 15 minuten de minimum spanning trokken: van de band van 1,8 bar nog niet is be- reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga – koppel de accessoires los die eerder niet rijden, maar neem contact op met waren aangesloten op de accessoireaan- een merkdealer.
  • Pagina 360: Voorzorgsmaatregel Bij Het Gebruik Van De Set

    POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) – Start meteen en rijd met een snelheid van tussen de 20 en 60 km/u om het product gelijkmatig in de band te verdelen; stop na een afstand van 3 kilometer en con- troleer de spanning. –...
  • Pagina 361: Gereedschap

    GEREEDSCHAP Let op, dat u na gebruik het gereedschap goed opbergt. De aanwezigheid van de gereedschappen in de gereedschapset is afhankelijk van de auto. De gereedschapssets A en B bevinden zich in de zijvakken van de bagageruimte. Open de kleppen van de zijvakken om bij het gereedschap te kunnen.
  • Pagina 362: Banden (Veiligheid, Wielen, Wintergebruik)

    BANDEN (1/4) De banden vormen de enige verbinding Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, worden ze zicht- tussen de auto en het wegdek, het is daarom van het grootste belang dat zij in goede staat baar 2: u moet dan deze band laten vervan- verkeren.
  • Pagina 363: Bandenspanning

    BANDEN (2/4) Bandenspanning Auto met een controlesysteem voor Controleer de spanning bij koude banden; bandenspanning let niet op hogere waarden bij warm weer of Houd u aan de bandenspanning. Houd u na een rit met hoge snelheid. Bij een te lage bandenspanning (lekk- aan de bandenspanningen, controleer deze Indien u de bandenspanning niet bij koude ages, enz.) verschijnt het waarschuwings-...
  • Pagina 364: Vervangen Van De Banden

    BANDEN (3/4) Vervangen van de banden De banden in de winter Winterbanden Voor een optimale grip van uw auto raden Ga naar een erkende dealer om nieuwe Sneeuwkettingen wij u aan deze banden op alle vier wielen banden te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond te monteren.
  • Pagina 365 BANDEN (4/4) Spijkerbanden Het gebruik van spijkerbanden is slechts onder bepaalde omstandigheden toege- staan. Houd u aan de ter plaatse geldende voorschriften, en rijd niet sneller dan de daarmee toegelaten maximum snelheid. Indien u voor deze banden kiest, moeten zij in ieder geval links en rechts voor worden gemonteerd.
  • Pagina 366: Koplampen (Vervangen Van Een Lamp)

    KOPLAMPEN: de lampen vervangen Dimlicht/Grootlicht met led 1 Raadpleeg een merkdealer. LED dagrijverlichting/ markeringslichten/ richtingaanwijzers 2 Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een ver- Raadpleeg een merkdealer. keerde aansluiting kan de elek- trische installatie worden be- schadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de dynamo).
  • Pagina 367: Achterlichten (Vervangen Van Een Lamp)

    ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (1/2) LED richtingaanwijzer, rem- en markeringslichten 3 Raadpleeg een merkdealer. Derde led-remlicht 1 Raadpleeg een merkdealer. LED achteruitrijlichten en mistachterlichten 2 Ga naar een merkdealer. 5.11...
  • Pagina 368: Zijknipperlichten (Vervangen Van Een Lamp)

    ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (2/2) Led-kentekenplaatverlichting 4 Zijknipperlichten 5 Ga naar een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5.12...
  • Pagina 369: Binnenverlichting (Lampen Vervangen)

    BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp Leeslampjes 1 en 2 Verlichting make-upspiegels 3 Verlichting bagageruimte 4 Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5.13...
  • Pagina 370: Vervangen Van Het Batterijtje

    HANDSFREE KAART: accu (1/2) De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een merkdealer, de levensduur is ongeveer twee jaar. Let op dat er geen inkt op het batterijtje zit: risico van slecht elektrisch contact. Vervangen van het batterijtje Ga bij het monteren te werk in omgekeerde Bij vervanging moet u hetzelfde volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij- of een gelijkwaardig accu-...
  • Pagina 371 HANDSFREE KAART: accu (2/2) storingen Als de accu te zwak is om correct te werken, kunt u nog steeds de auto starten en ver- grendelen/ontgrendelen. ➥ 1.33. Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen.
  • Pagina 372 ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon- tact niet overschrijdt ➥...
  • Pagina 373: Zekeringen

    ZEKERINGEN (1/3) Zekeringkastje Draai dan de aanslagen 2 een kwartslag Haak de draad 3 los om de klep van het op- (beweging B en C) om deze te verwijderen. bergvak te ontgrendelen en toegang te krij- Controleer de staat van de zekeringen als gen tot de zekeringkast.
  • Pagina 374 ZEKERINGEN (2/3) Tangetje 5 Kantel de klep van het opbergvak A zo ver mogelijk naar beneden. Maak de zekering los met behulp van het U hebt nu toegang tot de zekeringenkast 4. tangetje 5 dat zich op de zekeringenplaat bevindt. U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
  • Pagina 375: Bestemming Van De Zekeringen

    ZEKERINGEN (3/3) Bestemming van de zekeringen (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) Symbool Bestemming Richtingaanwijzers, alarmknipperlichten × Remlichten Raadpleeg de sticker met de verklaring van de zekeringen in de opbergruimte. Bepaalde zekeringen mogen alleen Achterruitwisser worden vervangen door een vakman.
  • Pagina 376: Ruitenwisser (Vervangen Van Een Ruitenwisserblad)

    RUITENWISSERBLADEN: vervangen (1/2) Vervangen van de Bij het monteren ruitenwisserbladen voor 2 Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats- ten, klemt u deze in de houder in de arm 3 Zet de ruitenwissers in de onderhouds- tot u een klik hoort. Controleer of het blad stand B voordat u ze vervangt.
  • Pagina 377: Ruitenwisserblad Achter

    RUITENWISSERBLADEN: vervangen (2/2) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekee- rde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren. De wisser- motor kan hierdoor te warm worden.
  • Pagina 378 SLEPEN: pech (1/3) Voordat u gaat slepen, ook op een diepla- der, zet u de versnellingshendel in stand N. Ontgrendel de stuurkolom en zet de par- keerrem los. Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen inzake het slepen. Als u de sleepauto bestuurt, let dan op het toegestane sleepgewicht voor uw auto ➥...
  • Pagina 379: Standaarduitvoering

    SLEPEN: pech (2/3) Toegang tot de sleeppunten Gebruik uitsluitend de sleeppunten voor 2 en achter 5 (en nooit de aandrijfas- sen of enig ander deel van de auto). Deze sleeppunten mogen alleen voor slepen worden gebruikt. Ze mogen nooit worden gebruikt om de auto direct of indirect op te tillen.
  • Pagina 380: Sportuitvoering

    SLEPEN: pech (3/3) Sportuitvoering Trek aan het onderdeel 6 om het te verwij- Sleeppunt achter deren en toegang te krijgen tot het voor- Steek een platte schroevendraaier of iets ste sleeppunt 2. Het onderdeel 6 is vastge- Sleeppunt voor dergelijks in de daarvoor bestemde uitspa- maakt om te voorkomen dat het verloren ring en trek eraan om de klep 8 te openen.
  • Pagina 381: Storingen

    STORINGEN (1/6) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De tractiebatterij kan niet worden opgela- De buitentemperatuur is minder dan Laad uw auto weer op een gematigde plek op.
  • Pagina 382 STORINGEN (2/6) STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ontgren- Batterij van de card leeg. Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt nog delen of vergrendelen. steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen en starten. ➥ 1.33 en ➥ 2.2. Gebruik van apparaten die op dezelfde Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik de sleu- frequentie als de afstandsbediening...
  • Pagina 383 STORINGEN (3/6) STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien. Probleem met de elektrische bekrach- Raadpleeg een merkdealer.
  • Pagina 384 STORINGEN (4/6) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning. Als deze goed is, laat de staat van de banden dan door een merkdealer controleren. De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
  • Pagina 385 STORINGEN (5/6) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De koplampen Aan één kant: – LED doorgebrand; Ga naar een merkdealer. werken niet meer. – draad los of stekker niet goed aangesloten. Controleer en sluit de draad of stekker aan. Aan tweekanten: circuit met zekering.
  • Pagina 386 STORINGEN (6/6) Gestopt MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De airconditioning en ventilator worden in- Dit hoeft niet per se een storing te zijn, de air- geschakeld nadat het contact is uitgescha- cocompressor en de ventilator gaan aan om de keld of wanneer het voertuig wordt opgela- temperatuur van het systeem te regelen als de den.
  • Pagina 387 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Technische informatie voor de hulpdiensten .
  • Pagina 388: Identificatieplaatjes Auto

    IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa). moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (Maximaal toegelaten trein- bestellen van onderdelen altijd worden massa: auto met aanhanger). vermeld. 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras.
  • Pagina 389: Technische Informatie Voor De Hulpdiensten

    TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR-code op het label A geeft hulpverle- ners via een tablet of smartphone direct toe- gang tot de technische voertuiginformatie die ze nodig hebben bij een ongeval. Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- baar is, zowel op de voorruit als de achter- ruit.
  • Pagina 390: Identificatieplaatje En Gegevens Van De Motor

    IDENTIFICATIEPLAATJE EN GEGEVENS VAN DE MOTOR Motorkenmerk De gegevens op het constructeursplaatje of de sticker A moeten bij corresponden- Type motor. 6AM tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor.
  • Pagina 391: Afmetingen

    AFMETINGEN (in meters) 0,800 2,685 0,715 1,555 t/m 1,565 4,200 1,505* 1,545 t/m 1,555 1,768 t/m 1,782** Onbelast ** 2,055 met achteruitkijkspiegels open 1,860 met achteruitkijkspiegels weggeklapt...
  • Pagina 392: Massa's

    MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Max. toegelaten massa (MMTA) Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje ➥ 6.2 Max. toegelaten treinmassa (MTR) Aanhangwagenmassa geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC Aanhangwagenmassa ongeremd*...
  • Pagina 393: Onderdelen En Reparaties

    ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 394: Onderhoudscoupons

    ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 395 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 396 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 397 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 398 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 399 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 400: Plaatwerkcontrole

    PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.14...
  • Pagina 401 PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.15...
  • Pagina 402 PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.16...
  • Pagina 403 PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.17...
  • Pagina 404 PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.18...
  • Pagina 405 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/6) afstellen van de juiste zithouding.......... 1.37, 1.44 12 V-accu airbag onderhoud ..............4.9 – 4.10 activeren passagiersairbags voorin ....1.60, 1.76 → 1.78 uitschakeling passagiersairbag voor ....1.58, 1.76 → 1.78 airbag............ 0.6, 1.49 → 1.57, 1.76 → 1.78 360°...
  • Pagina 406 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/6) energieterugwinning ..............2.20 camerabeeld achter ............1.84 → 1.87 energieverbruik ..........1.96 → 1.99, 2.20 – 2.21 caravan trekken ..............3.38, 6.6 ESC: dynamische rijcontrole ..........2.27 → 2.31 card ............. 1.21 → 1.23, 1.30 → 1.35 extra portiervergrendeling.............. 1.29 claxon ...................
  • Pagina 407 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/6) gebruik ............1.21 → 1.23, 1.27 – 1.28 lichtsignaal ..................1.111 hands-free ..............1.27 – 1.28 motor start niet in hands-free stand ......1.33 → 1.35 make-up spiegels ................3.25 noodkaartsleutel ............1.33 → 1.35 massa’s ................... 6.6 portieren vergrendelen/ontgrendelen ........1.29 massage: stoelmassage ..............
  • Pagina 408 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/6) openen/sluiten bagageruimte ..............1.24 → 1.28 QR-code ..................6.3 open dak ..............1.24 → 1.28 portieren ..............1.24 → 1.28 radio..................3.21 – 3.22 openen/sluiten remvloeistof ..................4.6 portieren ..............1.30 → 1.35 reservoir oplaadklep ..............1.8 → 1.19 ruitensproeier ................4.6 oplaadsnoer .................1.8 →...
  • Pagina 409 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/6) slepen tractiecontrole ..............2.27 → 2.31 pechhulp ..............5.22 → 5.24 trekhaak slepen ....................0.9 plaatsen ................... 3.38 sluiten van de portieren ....... 1.21 → 1.23, 1.30 → 1.36 trekken snelheidsalarm ..............2.71 → 2.73 trekhaak .................. 3.38 snelheidsbegrenzer ..........1.93, 2.74 → 2.77 snelheidsregelaar ...........1.93, 2.74 →...
  • Pagina 410 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/6) voorstoel bestuurder met geheugen ............1.43 voorstoelen met elektrische bediening ..........1.40 – 1.41 met handmatige bediening ............1.38 verstellen ..........1.37 – 1.39, 1.44 → 1.48 waarschuwing uitparkeren ..............2.129 → 2.132 voetgangersclaxon ..............1.6 waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook ....2.32 → 2.42 wassen ................
  • Pagina 411 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/6)
  • Pagina 414 à999100527Sê ì ï ä 1U RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com NU 1402-2 – 99 91 005 27S – 02/2022 – Edition néerlandaise...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Megane e-tech 100% electric 2023