RUITENWISSERS
Voordat u iets aan de
voorruit doet (wassen
van de auto, ontdooien
of reinigen van de voor
ruit enz.) zet u de schakelaar 1 in
de stand B (ruststand).
Risico van verwonding en/of
beschadigingen.
Wanneer er zich obstakels
op de voorruit bevinden
(vuil, sneeuw, ijs...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale
zone achter de binnenspiegel)
schoon voordat u de ruitenwis
sers inschakelt (risico op overver
hitting van de motor).
Als een obstakel de beweging
van een blad verhindert, kan dat
blad stoppen met wissen. Verwij
der het obstakel en schakel de
ruitenwisser opnieuw in met de
ruitenwisserschakelaar.
Ruitensproeier
Met het contact aan, trek aan de
schakelaar 1 en laat los.
Door langer te drukken wordt de rui
tensproeier geactiveerd en maken de
ruitenwissers twee wisbewegingen,
een paar seconden later gevolgd door
een derde.
Opmerking:
– Een wasactie aan de voorkant van
hendel 1 die langer dan 30 seconden
duurt, kan ertoe leiden dat de ruiten
sproeierpomp uitvalt. Dit voorkomt
dat de pomp oververhit raakt:
– bij temperaturen onder nul kan de
ruitenwisservloeistof aanvriezen op de
voorruit en het zicht verminderen. Ver
warm de voorruit met behulp van de
ontwasemingsschakelaar voordat u ze
reinigt.
Controleer bij werkzaam
heden onder de motor
kap of de schakelaar van
de ruitenwisser in stand
B (uit) staat.
Risico op letsel
K e n u w a u t o - 1 5 7
2