ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR
Deze functie is een extra
hulp tijdens het rijden.
Ook met deze extra rij
hulp is de bestuurder al
tijd verplicht om zich aan de snel
heidslimieten en veilige afstanden
te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn
snelheid aanpassen aan de om
geving en aan de verkeersom
standigheden.
Gebruik de functie Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar
buiten de bebouwde kom, op
brede wegen met zichtbare lij
nen.
De snelheidsregelaar kan een be
perkte werking hebben op een
zeer bochtige of gladde weg (ijzel,
aquaplaning, kiezelsteentjes) en
bij slechte weersomstandigheden
(mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is be
dekt (door vuil, modder, sneeuw, enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat de beschermplaat van
de radar niet wordt geblokkeerd (vuil,
modder, sneeuw, een slecht gemon
teerde nummerplaat) of wordt geraakt,
gewijzigd (bijv. met autolak) of verbor
gen door accessoires aan de voorkant
van het voertuig (bijv. op de grille of
het logo).
Bedieningsknoppen
3. Schakelaar voor het selecteren/de
selecteren van de rijhulpmiddelen, af
hankelijk van het voertuig:
– de Active driver assist;
– Adaptieve cruise control;
– snelheidsregelaar;
– snelheidsbegrenzer;
– Uit.
4. Functie op standby zetten (met op
geslagen kruissnelheid) (0).
5. Oproepen van de in het geheugen
vast gelegde snelheid (RES).
6.
3
R i j d e n - 2 6 3