SNELHEIDSBEGRENZER
Zodra de ingestelde snelheid is be
reikt, zal de auto deze niet overschrij
den ook niet als u het gaspedaal ver
der indrukt - behalve in een noodgeval
(zie "Ingestelde snelheid overschrij
den").
Inschakelen
Druk zo vaak als nodig op schakelaar
1 om de snelheidsbegrenzer A te se
lecteren.
Het waarschuwingslampje 6 wordt
grijs. De melding "Snelheidsbegrenzer
klaar: STEL IN om te activeren" wordt
weergegeven op het instrumentenpa
neel met streepjes om aan te geven
dat de snelheidsbegrenzer is inge
schakeld en wacht op het opslaan van
een maximumsnelheid.
Opmerking: afhankelijk van de auto
wordt bij het starten van de auto auto
matisch de snelheidsbegrenzer gese
lecteerd als de functie A of OFF de
laatste keer dat de auto tot stilstand is
gebracht, is geselecteerd.
Als u de huidige snelheid wilt opslaan,
zet u de schakelaar 4 omhoog (SET/+)
of omlaag (SET/-): de streepjes wor
den door de maximumsnelheid vervan
gen. Afhankelijk van de auto brandt het
waarschuwingslampje 6 wit.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
Verandering van de ingestelde
maximum snelheid
U kunt de maximumsnelheid wijzigen
door knop 4 herhaaldelijk in te druk
ken of ingedrukt te houden:
– omhoog (SET/+) om de snelheid te
verhogen:
– omlaag (SET/-) om de snelheid te
verlagen.
Automatische snelheidsbegren
zer met herkenning van ver
3
R i j d e n - 2 5 9