SNELHEIDSBEGRENZER
Wanneer de snelheidsbe
grenzer op stand-by staat,
wordt door het omhoog of
omlaag drukken van de knop 4
de functie opnieuw geactiveerd
zonder rekening te houden met
de opgeslagen snelheid: er wordt
rekening gehouden met de snel
heid waarmee de auto rijdt.
Uitschakelen van de functie
De snelheidsbegrenzerfunctie wordt
onderbroken wanneer u op de schake
laar 1 drukt om de begrenzer uit te
schakelen. In dit geval wordt er geen
snelheid meer in het geheugen opge
slagen.
Het waarschuwingslampje 6 verdwijnt
van het instrumentenpaneel om te be
vestigen dat de functie gestopt is.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
Om de rijhulp te verlaten,
drukt u zo vaak als nodig
op schakelaar 1 totdat er
UIT staat. De melding "Rijhulp uit
geschakeld" verschijnt op het in
strumentenpaneel.
In dit geval wordt de volgende
keer dat de motor wordt gestart,
de functie "Snelheidsbegrenzer"
geactiveerd en wordt gewacht tot
een snelheidslimiet is opgesla
gen.
R i j d e n - 2 6 1
3