92
Licht en zicht
Grootlicht uitschakelen: De combischake‐
#
laar naar voren
1
drukken of kort in de rich‐
ting van de pijl
3
trekken (door het lichtsig‐
naal wordt het grootlicht uitgeschakeld).
Het controlelampje K in het combi-instru‐
ment dooft. De combischakelaar keert terug
naar de uitgangspositie.
%
Voertuigen met grootlichtassistent: Als de
grootlichtassistent actief is, regelt deze het
in- en uitschakelen van het grootlicht
(
pagina 92).
/
Lichtsignaal bedienen: De spanningsvoor‐
#
ziening of het contact inschakelen.
De combischakelaar kort in de richting van de
#
pijl
3
trekken.
Alarmknipperlichtinstallatie in- of uitschake‐
len
In- en uitschakelen: De toets
#
Als u de knipperlichten inschakelt terwijl de
alarmknipperlichtinstallatie ingeschakeld is, wer‐
ken alleen de knipperlichten aan de betreffende
zijde van het voertuig.
Het noodknipperlicht wordt in de volgende situ‐
aties automatisch ingeschakeld:
De airbag is geactiveerd.
R
Het voertuig wordt sterk afgeremd vanaf een
R
snelheid boven 70 km/h tot stilstand.
Wanneer de alarmknipperlichtinstallatie automa‐
tisch is ingeschakeld, dient u de alarmknipper‐
lichttoets
1
in te drukken om de alarmknipper‐
lichtinstallatie uit te schakelen.
De noodknipperlichten worden na een noodstop
automatisch uitgeschakeld, wanneer het voertuig
weer een snelheid van meer dan 70 km/h
bereikt.
%
Functie van de bochtenverlichting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij‐
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker wor‐
den.
De functie is werkzaam onder de volgende
omstandigheden:
De snelheid is lager dan 40 km/h en het knip‐
R
perlicht is ingeschakeld of het stuurwiel is
gedraaid.
De snelheid ligt tussen 40 km/h en 70 km/h
R
en het stuurwiel is gedraaid.
De bochtenverlichting kan gedurende korte tijd
blijven branden, het wordt echter na uiterlijk drie
minuten automatisch uitgeschakeld.
%
1
indrukken.
Grootlichtassistent
Werking van de adaptieve grootlichtassistent
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op de volgende verkeersdeelnemers:
R
R
R
De alarmknipperlichtinstallatie werkt ook als
het contact is uitgeschakeld.
Bij het inschakelen van de achteruitversnel‐
ling wisselt de verlichting naar de andere
zijde.
len ondanks adaptieve grootlichtassistent
Verkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
Verkeersdeelnemers die een zwakke ver‐
lichting hebben, bijvoorbeeld fietsers
Verkeersdeelnemers waarvan de verlich‐
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail