156 Rijden en parkeren
De spanningsvoorziening is niet voldoende.
R
Het voertuig staat langere tijd stil.
R
Het rode controlelampje ! in het instrumen‐
tendisplay gaat branden. Pas wanneer het rode
controlelampje ! continu brandt, is de elektri‐
sche parkeerrem ook daadwerkelijk gesloten.
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
lingsbak:
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
vastgezet, wanneer aan ten minste een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
De motor is afgezet.
R
De chauffeur komt omhoog van de chauf‐
R
feursstoel.
Het gordelslot wordt geopend.
R
Om het automatisch sluiten van de elektrische
parkeerrem te verhinderen, aan de schakelaar
trekken.
Elektrische parkeerrem automatisch vrijzet‐
ten
Voertuigen met automatische transmissie:
Als aan alle onderstaande voorwaarden is vol‐
daan, wordt de elektrische parkeerrem van uw
voertuig vrijgezet:
De chauffeur zit op de chauffeursstoel.
R
De chauffeur heeft de veiligheidsgordel omge‐
R
gespt.
De motor draait.
R
De transmissie staat in de stand h of k en
R
u bedient het gaspedaal.
of
u schakelt van de transmissiestand j naar
de stand h of k. Bij steilere hellingen moet
u bovendien het gaspedaal bedienen.
Wanneer de transmissie in de stand k staat,
R
moeten de achterdeuren gesloten zijn.
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
lingsbak:
Als aan alle onderstaande voorwaarden is vol‐
daan, wordt de elektrische parkeerrem van uw
voertuig vrijgezet:
De chauffeur zit op de chauffeursstoel.
R
De chauffeur heeft de veiligheidsgordel omge‐
R
gespt.
De motor draait.
R
Er is een versnelling ingeschakeld.
R
U laat het koppelingspedaal opkomen en
R
bedient tegelijkertijd het gaspedaal.
Wanneer de achteruitversnelling ingeschakeld
R
is, moeten de achterdeuren gesloten zijn.
De elektrische parkeerrem handmatig bedie‐
nen of vrijzetten
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len en letsel als kinderen zonder toezicht
in het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer‐
tuig achterblijven, kunnen ze met name:
Deuren openen en daardoor andere per‐
R
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
1
Uitstappen en door het verkeer worden
R
gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en
R
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
De parkeerrem vrij te zetten.
R
De transmissiestand te wijzigen.
R
Het voertuig te starten.
R
Kinderen nooit zonder toezicht in het
#
voertuig laten.
Bij het verlaten van het voertuig altijd de
#
sleutel meenemen en het voertuig ver‐
grendelen.
De sleutel buiten bereik van kinderen
#
bewaren.