80
Stoelen en opbergen
Inschakelen: De toets
#
Alle controlelampjes in de toets branden.
Lagere stand: De toets
#
ken, tot de gewenste verwarmingsstand
bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden.
Uitschakelen: De toets
#
ken, tot alle controlelampjes gedoofd zijn.
%
De stoelverwarming schakelt automatisch
vanuit de drie verwarmingsstanden na 8, 10
en 20 minuten terug totdat de stoelverwar‐
ming is uitgeschakeld.
Stuurkolom instellen
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door voertuiginstellingen tijdens het
rijden
U kunt in de volgende situaties de controle
over de auto verliezen:
Wanneer tijdens het rijden de bestuur‐
R
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels worden ingesteld.
Wanneer tijdens het rijden de veiligheids‐
R
gordel wordt omgegespt.
Voordat de motor wordt gestart: De
#
bestuurdersstoel, de hoofdsteunen, het
stuurwiel of de spiegels instellen en de
veiligheidsgordel omgespen.
1
indrukken.
1
zo vaak indruk‐
1
zo vaak indruk‐
& WAARSCHUWING Inklemgevaar voor
kinderen bij het instellen van het stuur‐
wiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen,
kunnen ze bekneld raken.
Kinderen nooit zonder toezicht in de
#
auto laten.
Bij het verlaten van de auto altijd de
#
sleutel meenemen en de auto vergren‐
delen.
1
Hendel
2
Stuurkolomhoogte
3
Stuurkolomlengterichting
Stuurkolom instellen: De hendel
#
aanslag omlaagzwenken.
De stuurkolom is ontgrendeld.
De stuurkolom in de gewenste stand zetten.
#
De hendel
1
tot de aanslag omhoogtrekken.
#
De stuurkolom is vergrendeld.
Opbergmogelijkheden
Aanwijzing met betrekking tot beladingsricht‐
lijnen
& GEVAAR Gevaar voor vergiftiging door
uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaat‐
gassen uit, zoals koolmonoxide. Als de ach‐
terdeur geopend is terwijl de motor draait,
kunnen vooral tijdens het rijden uitlaatgassen
het interieur binnendringen.
1
tot de