+
MILIEU-AANWIJZING Verontreiniging
®
door AdBlue
®
AdBlue
resten kristalliseren na enige tijd en
verontreinigen de oppervlakken waarop ze
zich bevinden.
Oppervlakken die bij het tanken met
#
®
AdBlue
in aanraking gekomen zijn,
direct met water afspoelen of de
®
AdBlue
met een vochtige doek en koud
water verwijderen.
®
Wanneer AdBlue
al gekristalliseerd is, een
spons en koud water gebruiken voor het reini‐
gen.
®
Als de AdBlue
-tank wordt geopend, kan een
kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
Adem vrijkomende ammoniakdampen niet in. De
®
AdBlue
-tank alleen bijvullen in goed geventi‐
leerde ruimtes.
®
AdBlue
verbruik en inhoud
®
Verbruik AdBlue
®
Het AdBlue
verbruik is net als het brandstofver‐
bruik sterk afhankelijk van de rijstijl en de
bedrijfsomstandigheden. In de regel varieert het
®
AdBlue
verbruik tussen 0 en 10 procent van het
brandstofverbruik. Wanneer de bijvulmelding in
het combi-instrument verschijnt, moet AdBlue
worden bijgevuld overeenkomstig de handleiding.
Dit kan ook tussen de reguliere onderhoudsbeur‐
ten het geval zijn.
Voor reizen buiten Europa het AdBlue
®
controleren. AdBlue
kan worden bijgevuld bij
®
alle AdBlue
pompzuilen van tankstations of via
de in de handel verkrijgbare verpakkingen.
®
Totale inhoud AdBlue
Voertuig
Alle modellen
Uitlaatgasnabehandeling
Het voertuig alleen gebruiken met AdBlue
de correcte werking van de uitlaatgasnabehande‐
ling te waarborgen.
Als het voertuig wordt gebruikt zonder AdBlue
of met emissierelevante functiestoringen, vervalt
de typegoedkeuring. De juridische consequentie
is dat het voertuig niet meer op de openbare weg
mag worden gebruikt.
®
®
-niveau
-tank
Totale inhoud
22 l
®
, om
®
Technische gegevens 307
Het kan in bepaalde landen een misdrijf of een
overtreding zijn om een voertuig te besturen,
waarin geen of een niet met de informatie in deze
handleiding overeenkomend AdBlue
gebruikt.
Het motormanagement bewaakt de onderdelen
van de uitlaatgasnabehandeling om te voldoen
aan de emissievoorschriften. Het gebruik van het
®
voertuig zonder AdBlue
of met een ander reductiemiddel wordt herkend
door het motormanagement. Ook andere emis‐
sierelevante storingen, zoals storingen van de
dosering of sensorfouten, worden herkend en
geregistreerd.
Het motormanagement verhindert dan na vooraf‐
gaande waarschuwingsmeldingen het starten van
de motor.
®
De AdBlue
tank daarom tijdens het gebruik van
het voertuig regelmatig bijvullen of uiterlijk na het
verschijnen van de eerste waarschuwingsmelding
in het combi-instrument.
Motorolie
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs‐
stoffen in acht nemen (
/
* AANWIJZING Motorschade door ver‐
keerd oliefilter, verkeerde olie of additie‐
ven
Geen motorolie en geen oliefilter met
#
een andere dan de uitdrukkelijk voor de
voorgeschreven onderhoudsintervallen
benodigde specificaties gebruiken.
Niet de motorolie of het oliefilter wijzi‐
#
gen, om langere verversings- respectie‐
velijk vervangingsintervallen als voorge‐
schreven te bereiken.
Geen additieven gebruiken.
#
De motorolie met het voorgeschreven
#
interval laten verversen.
®
wordt
®
, met verdunde AdBlue
pagina 303).