De ratel-ringsleutel
#
van de
5
draaien, tot een weerstand kan
worden gevoeld, of tot de slipkoppeling van
de lier doordraait.
De wielsleutel
4
en het extra gereedschap
#
3
voor de reservewiellift uit de opening voor
de lier trekken en in het boordgereedschap
opbergen.
De achterdeuren sluiten.
#
Voertuigen met achterwielaandrijving: Reser‐
vewiel verwijderen (voertuig met gesloten
opbouw resp. Combi)
Afdekkingen van de bouten voor de borghaak
(voorbeeld voertuig met gesloten opbouw)
De achterdeuren openen.
#
Een schroevendraaier in de uitsparingen
#
plaatsen en de afdekkingen
Met de wielsleutel uit het boordgereedschap
#
de nu zichtbare bouten circa 20 omwentelin‐
gen linksom draaien.
4
zolang in de richting
2
1
opwippen.
De reservewielhouder
#
gen en de linker borghaak
De pomphefboom van de krik in elkaar zetten
#
en in de huls
5
aan de rechterzijde van de
reservewielhouder
4
De reservewielhouder
#
boom omhoogbrengen en de rechter borg‐
haak
3
losmaken.
De reservewielhouder
#
grond laten zakken.
De reservewielhouder
#
gen en de pomphefboom uit de huls trekken
Met de pomphefboom het reservewiel over
#
het achtereinde van de reservewielhouder
wippen.
Het reservewiel voorzichtig uit de reservewiel‐
#
houder
4
nemen. Het reservewiel is zwaar.
Wanneer het reservewiel wordt verwijderd,
verandert het zwaartepunt vanwege het hoge
gewicht. Het reservewiel kan omlaag schuiven
of kantelen.
Voertuigen met achterwielaandrijving: Reser‐
vewiel aanbrengen (voertuig met gesloten
opbouw resp. Combi)
Het reservewiel voorzichtig op de reservewiel‐
#
houder
4
aanbrengen. Het reservewiel is
zwaar. Wanneer het reservewiel op de reser‐
vewielhouder
4
wordt aangebracht, veran‐
dert het zwaartepunt vanwege het hoge
gewicht. Het reservewiel kan omlaag schuiven
of kantelen.
De pomphefboom van de krik in de huls
#
van de reservewielhouder
De reservewielhouder
#
boom omhoogbrengen en de rechter borg‐
haak
3
vastmaken.
De reservewielhouder
#
gen en de linker borghaak
De pomphefboom uit de huls
#
Met de wielsleutel de bouten voor de borg‐
#
haak
3
rechtsom vastdraaien.
De afdekkingen
1
#
len.
De achterdeuren sluiten.
#
Wielen en banden 297
4
iets omhoogbren‐
3
losmaken.
schuiven.
4
met de pomphef‐
4
langzaam tot op de
4
iets omhoogbren‐
4
5
4
schuiven.
4
met de pomphef‐
4
iets omhoogbren‐
3
vastmaken.
5
trekken.
aanbrengen en vergrende‐