154 Rijden en parkeren
Wanneer de wielen blokkeren, direct de
#
parkeerrem zo ver vrijzetten tot de wie‐
len weer ronddraaien.
& WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
ongevallen als de parkeerrem niet gelost
is
Als de parkeerrem tijdens het rijden niet vol‐
ledig is gelost, kunnen de volgende situaties
optreden:
De parkeerrem kan oververhit raken en
R
daardoor brand veroorzaken.
De parkeerrem kan het voertuig niet meer
R
tegenhouden.
Voordat wordt weggereden de parkeer‐
#
rem volledig lossen.
Als het voertuig met de parkeerrem wordt afge‐
remd, gaan de remlichten niet branden.
De parkeerrem mag in principe alleen bij stil‐
staand voertuig worden bediend.
Parkeerrem aantrekken: De handremhendel
#
1
tot de laatste bereikbaar vergrendeling
omhoogtrekken.
Bij draaiende motor gaat het controle‐
lampje ! in het instrumentendisplay bran‐
den. Er klinkt een waarschuwingssignaal als
het voertuig rijdt.
%
Bij voertuigen met een wegklapbare hand‐
remhendel kan vervolgens de handremhendel
1
tot de aanslag omlaag worden gedrukt.
Parkeerrem vrijzetten: Bij voertuigen met
#
een wegklapbare handremhendel eerst de
handremhendel
1
trekken.
tot de aanslag omhoog‐
De handremhendel
#
knop voor het vrijzetten
De handremhendel
#
geleiden.
Het controlelampje ! in het instrumenten‐
display dooft.
Handremhendel omhoog of omlaag klappen
(alleen bij voertuigen met wegklapbare hand‐
remhendel)
Voorwaarden
De handremhendel is aangetrokken.
R
Handremhendel omlaagklappen: De hand‐
#
remhendel tot de aanslag omlaagdrukken.
Handremhendel omhoogklappen: De hand‐
#
remhendel tot de aanslag omhoogtrekken.
Noodremming met handremhendel uitvoeren
In geval van uitzondering kan bij het uitvallen van
de bedrijfsrem met de parkeerrem een noodrem‐
ming worden uitgevoerd.
Noodremming: De knop voor het vrijzetten
#
2
ingedrukt houden en de remhefboom
voorzichtig aantrekken.
1
iets aantrekken en de
2
indrukken.
1
tot de aanslag omlaag‐
1