34
Veiligheid voor inzittenden
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door beschadigde of gewij‐
zigde veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de
volgende situaties geen bescherming bieden:
De veiligheidsgordel is beschadigd, gewij‐
R
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
Het gordelslot is beschadigd of sterk ver‐
R
vuild.
Er zijn wijzigingen aan gordelspanners,
R
gordelverankeringen of gordeloprolauto‐
maten uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer‐
ken.
Nooit de veiligheidsgordels, gordelspan‐
#
ners, gordelverankeringen en gordelo‐
prolautomaten wijzigen.
De veiligheidsgordels moeten onbescha‐
#
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
De veiligheidsgordels na een ongeval
#
direct bij een gekwalificeerde werk‐
plaats laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels
te gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw
voertuig zijn goedgekeurd.
& WAARSCHUWING Letsel‑ of levensge‐
vaar door pyrotechnisch geactiveerde
gordelspanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordel‐
spanners werken niet meer en kunnen
daarom niet meer zoals bedoeld beschermen.
De pyrotechnisch geactiveerde gordel‐
#
spanners direct bij een gekwalificeerde
werkplaats laten vervangen.
Mercedes-Benz adviseert om het voertuig na een
ongeval naar een gekwalificeerde werkplaats te
laten slepen.
* AANWIJZING Beschadiging door bekneld
raken van de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol‐
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in
het stoelmechanisme bekneld raken.
Altijd controleren of ongebruikte veilig‐
#
heidsgordels volledig zijn opgerold.
Veiligheidsgordel omgespen en instellen
Als de veiligheidsgordel snel of met een ruk naar
buiten wordt getrokken, blokkeert de gordeloprol‐
automaat. De gordelband kan niet verder worden
afgerold.
De gordelslottong
2
#
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel‐
slot
1
vergrendelen.
Met de gordelgeleidingontgrendeling inge‐
#
drukt de gordeldoorvoeropening
gewenste stand schuiven.
De gordelgeleidingontgrendeling loslaten en
#
controleren dat de gordeldoorvoeropening
vergrendelt.
Auto's met afzonderlijke passagiersstoel:
* AANWIJZING Activeren van de gordel‐
spanner bij onbezette passagiersstoel
Als de gordelslottong van de veiligheidsgordel
in het gordelslot van de onbezette passagiers‐
stoel is vergrendeld, kan bij een ongeval naast
de andere systemen ook de gordelspanner
worden geactiveerd.
De veiligheidsgordel altijd slechts voor
#
één persoon gebruiken.
van de veiligheidsgordel
3
in de
3