Aan de buitenzijde beslagen ruiten
De ruitenwissers inschakelen
#
(
pagina 101).
/
Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
De toets d indrukken.
#
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
De luchtrecirculatie wordt automatisch uitgescha‐
keld.
%
Als de luchtrecirculatie is ingeschakeld kun‐
nen de ruiten sneller beslaan. De luchtrecir‐
culatie slechts kortstondig inschakelen.
De luchtrecirculatie wordt in de volgende gevallen
automatisch ingeschakeld:
bij hoge buitentemperaturen
R
tijdens het rijden door een tunnel (enkel voer‐
R
tuigen met automatische airconditioning
THERMOTRONIC)
bij het inschakelen van de ruitenwissers
R
(
pagina 101)
/
Het controlelampje in de toets d brandt dan
niet. Na maximaal 30 minuten wordt automatisch
weer buitenlucht bijgemengd.
Comfortopening/-sluiting via luchtrecircula‐
tietoets
Comfortsluiting: De toets d zo lang
#
indrukken, tot de zijruiten automatisch begin‐
nen te sluiten.
De beginpositie van de zijruiten is opgesla‐
gen.
Comfortopening: De toets d zo lang
#
indrukken, tot de zijruiten automatisch begin‐
nen te openen.
De zijruiten openen automatisch tot de vooraf
opgeslagen positie.
Voorruitverwarming in- of uitschakelen
%
Bij een hoge buitentemperatuur kan de voor‐
ruitverwarming niet worden ingeschakeld.
De toets van de voorruitverwarming indruk‐
#
ken.
Als het controlelampje brandt, is de voorruit‐
verwarming ingeschakeld.
%
De voorruitverwarming wordt na enkele
minuten automatisch uitgeschakeld.
%
Als de accuspanning te laag is, kan de voor‐
ruitverwarming niet worden ingeschakeld.
Wanneer tijdens het gebruik van de voorruit‐
verwarming de accuspanning te laag wordt,
wordt de voorruitverwarming automatisch
uitgeschakeld.
Achterruitverwarming in- of uitschakelen
De toets ¤ indrukken.
#
Als het controlelampje brandt, is de achter‐
ruitverwarming ingeschakeld.
Luchtroosters bedienen
Luchtuitstroomopeningen vóór instellen
& WAARSCHUWING Gevaar van verbran‐
ding en bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtroosters
Uit de luchtroosters kan zeer hete of zeer
koude lucht stromen.
Daardoor kunnen in de directe omgeving van
de luchtroosters verbrandings- of bevriezings‐
verschijnselen voorkomen.
Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
#
voldoende afstand houden tot de lucht‐
roosters.
Naar behoefte de luchtstroom naar een
#
ander gebied van het interieur leiden.
Openen of sluiten: De luchtuitstroomope‐
#
ning
1
in het midden
omhoog, omlaag, links- of rechtsom draaien.
Luchtrichting instellen: De luchtuitstroom‐
#
openingen
1
in het midden
Klimaatregeling 111
2
vastpakken en
2
vastpakken