Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Mercedes-Benz Sprinter 2018 Handleiding pagina 174

Verberg thumbnails Zie ook voor Sprinter 2018:
Inhoudsopgave

Advertenties

172 Rijden en parkeren
keren. Bij het manoeuvreren of parkeren mogen
zich onder andere geen personen, dieren of voor‐
werpen in het manoeuvreergebied bevinden; dit
controleren.
De achteruitrijcamera kan obstakels vervormd,
niet correct of zelfs geheel niet weergeven. De
achteruitrijcamera kan niet alle objecten weerge‐
ven die zich zeer dichtbij of onder de achterbum‐
per bevinden. Hij waarschuwt u niet voor een
aanrijding, personen of voorwerpen.
U kunt kiezen tussen de volgende weergaven:
Normale weergave
R
Groothoekweergave
R
Aanhangwagenweergave
R
Het gebied achter de auto wordt net als in de bin‐
nenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
Systeemgrenzen
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
Het regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
R
De lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor‐
R
beeld 's nachts.
De omgeving is met fluorescerend licht ver‐
R
licht, op het display kan een flikkering ver‐
schijnen.
Er ontstaat een snelle temperatuurwisseling,
R
bijvoorbeeld wanneer in de winter vanuit de
kou een verwarmde garage wordt ingereden.
De omgevingstemperaturen zijn zeer hoog.
R
De cameralens is afgedekt, vervuild of besla‐
R
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
achteruitrijcamera in acht nemen
(
pagina 239).
/
De camera of de achterzijde van de auto is
R
beschadigd. In dit geval de camera, de stand
en afstelling laten controleren bij een gekwali‐
ficeerde werkplaats.
Door achterop de auto gemonteerde aanbouwde‐
len (bijvoorbeeld een laadklep) kunnen het
gezichtsveld en verdere functies van de achteruit‐
rijcamera worden beperkt.
%
Het contrast van het display kan nadelig wor‐
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen. Wees in dat geval extra
voorzichtig.
%
Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, als gevolg van bijvoorbeeld
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
%
Voorwerpen die zich niet ter hoogte van de
bodem bevinden, verschijnen verder verwij‐
derd dan ze daadwerkelijk zijn. Daartoe
horen bijvoorbeeld:
de bumper van een geparkeerde auto
R
de aanhangwagendissel van een aan‐
R
hangwagen
de kogelhals van een aanhangwagenvoor‐
R
ziening
de achterzijde van een vrachtwagen
R
een schuinstaande paal
R
De hulplijnen van het camerabeeld alleen
gebruiken ter oriëntatie. Voorwerpen niet
dichter naderen dan tot de onderste horizon‐
tale hulplijn. De auto of het object kunnen
anders worden beschadigd.
Auto's zonder PARKTRONIC-parkeerassistent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1
Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur‐
wielverdraaiing (dynamisch)
2
Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waarover wordt gereden) afhankelijk van de
momentele stuurwielverdraaiing (dynamisch)
3
Markering op circa 1,0 m (De achterdraaideu‐
ren kunnen nog volledig worden geopend.)
4
Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
5
Rode hulplijnen op circa 0,2 m afstand tot
het achtergedeelte, breedte van de auto met
buitenspiegels

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave