178 Rijden en parkeren
door het knipperen van het rode waarschuwings‐
lampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er
geen waarschuwing plaats.
Uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en waarschuwt de inzitten‐
den bij het verlaten van het voertuig voor nade‐
rende bewegende voertuigen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil‐
staande objecten en niet op voertuigen die
met een groot snelheidsverschil naderen en u
inhalen.
Daardoor kan de uitstapwaarschuwing in deze
situaties niet waarschuwen.
Bij het openen van de deuren altijd goed
#
op de verkeerssituatie en op voldoende
vrije ruimte letten.
%
De uitstapwaarschuwing werkt niet bij de
schuifdeuren en de achterdeuren.
Overzicht
Als het voertuig stil‐
staat wordt een voor‐
werp herkent in het
achterste bewakings‐
gebied.
Als het voertuig stil‐
staat wordt een deur
geopend aan de
betreffende zijde van
het voertuig. Er wordt
een voorwerp in het
bewakingsgebied her‐
kend dat een lage vei‐
ligheidsafstand heeft.
%
Deze extra functie is alleen beschikbaar als
de dodehoekassistent is ingeschakeld en in
de eerste drie minuten na het uitschakelen
van het contact. Het einde van de beschik‐
baarheid van de uitstapwaarschuwing wordt
aangeduid door een knipperfrequentie in de
buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmid‐
del en ontslaat de inzittenden er niet van zelf
goed te blijven opletten. De inzittenden blijven te
allen tijde verantwoordelijk voor het zonder
Weergave in de bui‐
tenspiegel
Optische en akoesti‐
sche waarschuwing
gevaar openen van de deuren en het veilig verla‐
ten van het voertuig.
Systeemgrenzen
De dodehoekassistent en de uitstapwaarschu‐
wing kunnen in de volgende situaties beperkt zijn:
Bij vervuilde of afgedekte sensoren
R
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
R
regen, sneeuw of spatwater
Bij smalle voertuigen in het controlegebied,
R
bijvoorbeeld fietsen
%
Stilstaande of langzaam bewegende objecten
worden niet weergegeven.
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge‐
gronde waarschuwingen worden gegeven. Als
lang naast lange voertuigen wordt gereden, bij‐
voorbeeld bij vrachtwagens, kan de waarschu‐
wing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode‐
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
De uitstapwaarschuwing kan in de volgende situ‐
aties beperkt zijn:
Bij sensorafschaduwing door naburige voer‐
R
tuigen in krappe parkeerplekken
Bij het naderen van mensen
R
Dodehoekassistent in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
©
Instellingen
4
5
Dodehoekassistent
#
Functie van de Drive Away Assist
%
De Drive Away Assist is alleen bij auto's met
automatische transmissie aanwezig.
De Drive Away Assist kan de ernst van een aanrij‐
ding bij het wegrijden verminderen. Als een
obstakel in rijrichting wordt herkend, wordt de rij‐
snelheid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h.
Wanneer een kritische situatie wordt herkend,
verschijnt een symbool op het camerabeeld van
het multimediasysteem.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij beperkte herkenningsmogelijkheid
van de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com‐
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbel‐
zinnig herkennen.
Assistentie
5
in- of uitschakelen.