Het stuurwiel altijd goed met beide han‐
#
den vasthouden.
Bij het rijden over obstakels rekening
#
houden met verhoogde stuurkrachten.
& WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal aan hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade‐
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
Tijdens het rijden op onverharde wegen
#
of in het terrein regelmatig de onder‐
zijde van de auto controleren.
In het bijzonder ingeklemde delen van
#
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
Bij beschadigingen meteen contact
#
opnemen met een gekwalificeerde
werkplaats.
* AANWIJZING Schade aan het voertuig na
rijden in het terrein
Tijdens het rijden over onverharde wegen of
in het terrein kunnen voorwerpen zoals ste‐
nen en takken ingeklemd raken aan de onder‐
zijde van het voertuig of aan de wielen en
banden en zo schade aan het voertuig veroor‐
zaken.
Vreemde voorwerpen kunnen het volgende
aanrichten:
het onderstel, de brandstoftank of het
R
remsysteem beschadigen.
onbalans en daardoor trillingen oproepen.
R
Ingeklemde voorwerpen, zoals stenen
#
en takken, regelmatig verwijderen.
Na het rijden in het terrein zorgvuldig
#
controleren of er schade aan het voer‐
tuig is opgetreden.
Als er schade aanwezig is, het voertuig
#
laten controleren bij een gekwalifi‐
ceerde werkplaats.
Tijdens het rijden op onverharde wegen of in het
terrein regelmatig de onderzijde van het voertuig
en de wielen en banden controleren. Met name
ingeklemde voorwerpen, zoals stenen en takken,
verwijderen.
De volgende aanwijzingen over dergelijke voor‐
werpen in acht nemen:
Ze kunnen het onderstel, de brandstoftank en
R
het remsysteem beschadigen.
Ook kunnen ze onbalans en daardoor trillin‐
R
gen veroorzaken.
Tevens kunnen ze tijdens het rijden worden
R
weggeslingerd.
Bij beschadigingen contact opnemen met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij steile hellingen tijdens het rijden in het terrein
moet de vulhoogte in de AdBlue
genoeg zijn. Daarom voor de rit in het terrein con‐
troleren of het minimumniveau tien liter bedraagt.
Bij het rijden in het terrein of op bouwplaatsen
kunnen bijvoorbeeld zand, modder, al dan niet
vermengd met olie, in de rem komen. Dit kan
voor een verminderde remwerking of het volledig
uitvallen van de rem zorgen, ook door verhoogde
slijtage. De remeigenschappen veranderen,
afhankelijk van het binnengedrongen materiaal.
De remmen na het rijden in het terrein reinigen.
Bij een verminderde remwerking of schurende
geluiden het remsysteem bij een gekwalificeerde
werkplaats laten controleren. De rijstijl aan de
gewijzigde remeigenschappen aanpassen.
Ritten in het terrein en op bouwplaatsen verho‐
gen de kans op voertuigschade, die vervolgens
tot uitval van aggregaten of systemen leidt. De rij‐
stijl aanpassen aan de terreinomstandigheden.
Geconcentreerd rijden. Voertuigschade direct bij
een gekwalificeerde werkplaats laten verhelpen.
Tijdens het rijden in ruw terrein niet de neutraal‐
stand inschakelen en niet ontkoppelen. U zou de
controle over het voertuig kunnen verliezen als u
probeert om met de bedrijfsrem te remmen. In de
achteruitversnelling terugrijden als de helling te
steil is.
Wanneer het voertuig voor het rijden in het ter‐
rein of op bouwplaatsen wordt beladen, het
zwaartepunt van het voertuig zo laag mogelijk
houden.
Checklist voor rijden in het terrein
De brandstof- en de AdBlue
R
troleren (
pagina 188) en indien nodig bij‐
/
vullen (
pagina 145).
/
Motor: Het oliepeil controleren en indien
R
nodig olie bijvullen (
op extreme hellingen en onder extreme hoe‐
ken wordt gereden, moet het oliepeil tot het
maximum worden bijgevuld.
Rijden en parkeren 127
®
-tank altijd hoog
®
-voorraad con‐
pagina 232). Voordat
/