%
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
lingsbak: Bij een zeer laag motortoerental
wordt de TEMPOMAT of de limiter uitgescha‐
keld. Als de neutraalstand is ingeschakeld of
nadat koppelingspedaal langer dan zes
seconden is ingedrukt, wordt de TEMPOMAT
uitgeschakeld.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
De tuimelschakelaar
#
ken.
Wanneer de TEMPOMAT of de variabele limiter
gedeactiveerd is
Wordt met de tuimelschakelaar
R
(SET-) de actueel gereden snelheid opgesla‐
gen en door het voertuig aangehouden.
Wordt met de tuimelschakelaar
R
laatst opgeslagen snelheid opgeroepen en
door het voertuig aangehouden.
%
Wanneer u remt, het ESP
®
wanneer het ESP
regelt, wordt de TEMPO‐
MAT gedeactiveerd. De variabele limiter
wordt niet gedeactiveerd.
Als het voertuig wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Informatie over de permanente limiter
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiter worden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel‐
heid op een waarde tussen 120 km/h en
180 km/h begrenzen (
/
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het multifunctioneel display.
Als u de melding met % bevestigt, wordt
zolang de auto niet wordt geparkeerd geen mel‐
ding meer gegeven. Een nieuwe melding ver‐
schijnt pas weer nadat de auto opnieuw is
gestart.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blijft de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instel‐
len
Multimediasysteem:
©
Instellingen
4
5
Winterbanden-limiet
5
Een snelheid selecteren of de functie uitscha‐
#
kelen.
3
(CNCL) omlaagdruk‐
2
(SET+) of
3
(RES) de
®
uitschakelt of
pagina 167).
Fahrzeug
(Auto)
5
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Functie van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt
bij een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Bij herkende voorliggers wordt de ingestelde
afstand aangehouden, indien nodig tot stilstand.
Het voertuig wordt – afhankelijk van de afstand
tot de voorligger en de ingestelde snelheid – ver‐
sneld of vertraagd. De snelheid en de afstand
worden op het stuurwiel ingesteld en opgeslagen.
De snelheid kan in het gebied tussen 20 km/h en
160 km/h of tussen 20 km/h en de maximum‐
snelheid van het voertuig worden ingesteld.
Verdere eigenschappen van de actieve afstands‐
assistent DISTRONIC:
Afhankelijk van de vooraf ingestelde afstand
R
regelt de DISTRONIC dynamisch (kleine
afstand) of brandstofbesparend (grote
afstand).
Afhankelijk van de herkende voertuigmassa
R
wordt de dynamiek van de regeling van de
DISTRONIC gereduceerd.
De inleiding van een vlotte acceleratie naar
R
de opgeslagen snelheid vindt plaats, wanneer
de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld om
naar de inhaalstrook te wisselen.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC is
slechts een hulpmiddel. De chauffeur is zelf ver‐
antwoordelijk voor de veilige afstand, de snelheid
en het tijdig remmen.
Systeemgrenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ‐
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer‐
king zijn:
De radarsensoren worden gehinderd door
R
sneeuw, regen, mist, veel spatwater, verblin‐
ding, directe zonnestraling of sterk wisse‐
lende lichtomstandigheden.
De radarsensoren kunnen in parkeergarages
R
of op wegen met steile hellingen worden
gehinderd.
Als de radarsensoren vervuild of afgedekt
R
zijn.
Op gladde wegen kunnen de aangedreven
R
wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan het voertuig in een slip
raken.
Rijden en parkeren 167