Voertuigniveau omhoogbrengen en omlaag‐
brengen
Met de afstandsbediening
De afstandsbediening bevindt zich in een houder
aan de B-stijl, aan chauffeurszijde. Voor gebruik
de afstandsbediening uit de houder nemen.
De ENR controleert zichzelf regelmatig bij het
inschakelen en tijdens het gebruik. Het controle‐
lampje
1
op de afstandsbediening gaat gedu‐
rende ongeveer een seconde branden, als ofwel
het contact, ofwel de ENR met de toets
ingeschakeld.
Een storing is aanwezig bij het volgende gedrag
van het controlelampje 1:
Het controlelampje gaat niet branden als het
R
contact of de ENR wordt ingeschakeld.
of
Het controlelampje dooft niet een seconde
R
daarna.
of
Het controlelampje gaat vervolgens opnieuw
R
branden of knippert.
Bovendien klinkt gedurende circa 30 seconden
een waarschuwingssignaal vanaf de afstandsbe‐
diening. De herkende storing kan met behulp van
de controlelampjes (signalisering van storingsco‐
des) worden weergegeven.
Het voertuig parkeren en het contact inge‐
#
schakeld laten.
Voertuigniveau omhoog- of omlaagbren‐
#
gen: De toets
2
of
het voertuigniveau de gewenste hoogte heeft
bereikt.
Het controlelampje in de toets
pert, zo lang het voertuigniveau wordt gewij‐
zigd. Als het voertuigniveau is ingesteld,
brandt het controlelampje in de toets
3.
4
wordt
3
zo lang indrukken, tot
2
of
3
knip‐
2
of
Automatisch omlaagbrengen: De toets
#
kort indrukken.
De ENR brengt het voertuig automatisch tot
de laagste stand omlaag.
Het controlelampje in de toets
zo lang het voertuigniveau wordt gewijzigd.
Als het voertuigniveau is ingesteld, brandt het
controlelampje in de toets 3.
Om de beweging te stoppen de toets
#
indrukken.
Omhoog- of omlaagbrengen naar rijni‐
#
veau: De toets
2
of
De ENR brengt het voertuig automatisch
omhoog of omlaag naar rijniveau.
Het controlelampje in de toets
pert, zo lang het voertuigniveau wordt gewij‐
zigd. Als het voertuigniveau is ingesteld,
brandt het controlelampje in de toets
3.
Om de beweging te stoppen, de andere toets
#
indrukken.
Ingestelde voertuigniveau opslaan: Het
#
gewenste voertuigniveau instellen.
De toets
5
of
6
zo lang indrukken, tot een
#
geluidssignaal klinkt.
Het ingestelde voertuigniveau is opgeslagen
op de overeenkomstige toets
Opgeslagen voertuigniveau oproepen: De
#
toets
5
of
6
kort indrukken.
De ENR brengt het voertuig automatisch
omhoog of omlaag naar het opgeslagen voer‐
tuigniveau.
Het controlelampje in de toets
pert, zo lang het voertuigniveau wordt gewij‐
zigd. Als het voertuigniveau is ingesteld,
brandt het controlelampje in de toets
6.
Om de beweging te stoppen de toets
#
3
kort indrukken.
Automatische regeling inschakelen: Snel‐
#
ler dan 10 km/h rijden of de parkeerrem los‐
sen.
De ENR regelt het voertuigniveau automa‐
tisch.
Om de beweging te stoppen de toets
#
3
kort indrukken.
ENR uit- en inschakelen
ENR uitschakelen: De toets
#
Het controlelampje in de toets
Rijden en parkeren 143
3
3
knippert,
2
kort
3
kort indrukken.
2
of
3
knip‐
2
of
5
of 6.
5
of
6
knip‐
5
of
2
of
2
of
4
indrukken.
4
brandt.