Abrupt remmen vermijden. Indien mogelijk
R
eerst licht afremmen, zodat de aanhangwa‐
gen oploopt. Daarna de remkracht snel laten
toenemen.
Het klimvermogen bij wegrijden geldt voor
R
zeeniveau. Bij het rijden in de bergen erop let‐
ten dat door het toenemen van de hoogte het
motorvermogen en het klimvermogen bij weg‐
rijden verminderen.
Kogelhals aanbrengen
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len‑ en letsel als gevolg van onjuist
gemonteerde en geborgde kogelhals
Is de kogelhals niet vergrendeld? Dan kan die
tijdens het rijden losraken en zo andere ver‐
keersdeelnemers in gevaar brengen.
Vergrendel de kogelhals op de beschre‐
#
ven manier. Vergewis u ervan dat de
kogelhals veilig en bedrijfszeker is
gemonteerd.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door niet vergrendelde kogelhals
Is de kogelhals niet vergrendeld? Dan kan de
aanhangwagen zich loswerken.
Vergrendel de kogelhals op de beschre‐
#
ven manier. Vergewis u ervan dat de
kogelhals veilig en bedrijfszeker is
gemonteerd.
Het voertuig met de parkeerrem tegen weg‐
#
rollen beveiligen.
De borgveer
1
van de kogelhals
#
richting van de pijl omhoogtrekken, naar ach‐
teren drukken en gedrukt houden.
De kogelhals
3
op e kogelkopbevestiging
#
plaatsen en in de richting van de pijl draaien,
tot de kogelhals
3
De borgveer
1
weer aanbrengen.
#
%
Als de kogelhals vervuild is, de kogelhals voor
de montage reinigen.
Kogelhals verwijderen
Het voertuig met de parkeerrem tegen weg‐
#
rollen beveiligen.
De borgveer
1
omhoogtrekken en naar ach‐
#
teren drukken.
De kogelhals
3
vasthouden.
#
De kogelhals
3
in pijlrichting draaien en van
#
de kogelkopbevestiging
Rijden en parkeren 185
3
in de
2
verticaal omhoog wijst.
2
lostrekken.