In gesloten ruimtes zonder afzuiginstal‐
#
latie de standverwarming uitschakelen,
bijvoorbeeld in de garage.
Als de motor of de standverwarming
#
werken, de uitlaateindpijp en de omge‐
ving van de auto sneeuwvrij houden.
Aan de luwzijde van de auto een zijruit
#
openen, om voldoende buitenlucht in
het interieur te laten komen.
& WAARSCHUWING Brandgevaar door
hete onderdelen van de standverwarming
Als de standverwarming is ingeschakeld, kun‐
nen onderdelen van de auto, bijvoorbeeld het
uitlaatsysteem van de standverwarming, zeer
heet worden.
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken als ze in
contact komen met:
hete onderdelen van het uitlaatsysteem
R
van de standverwarming
het uitlaatgas zelf
R
Brandgevaar!
Als de standverwarming is ingeschakeld
#
ervoor zorgen dat:
hete onderdelen van de auto niet in
R
contact komen met brandbaar mate‐
riaal.
de uitlaatgassen ongehinderd via de
R
uitlaateindpijp van de standverwar‐
ming naar buiten kunnen treden.
de uitlaatgassen niet met brandbaar
R
materiaal in aanraking komen.
* AANWIJZING Beschadiging van de extra
verwarming
De extra verwarming kan schade oplopen als
die langere tijd niet wordt gebruikt.
De extra verwarming minstens een keer
#
per maand gedurende ongeveer tien
minuten inschakelen.
* WENK Beschadiging van de bijverwarmer
door oververhitting
De bijverwarmer kan te heet worden en daar‐
door afschakelen als de stroom warme lucht
wordt geblokkeerd.
Blokkeer de stroom verwarmingslucht
#
niet.
%
Voertuigen met aangepaste brandstofme‐
ter: Wanneer een extern aangedreven ver‐
bruiker op de leiding van de extra verwarming
aangesloten is, wordt daar door de boord‐
computer geen rekening mee gehouden bij
de weergave van de resterende actieradius.
In dat geval de brandstofmeter in acht
nemen. De brandstofmeter geeft het werke‐
lijke vulniveau weer.
Bij het transport van gevaarlijke stoffen de gel‐
dende veiligheidsvoorschriften in acht nemen.
Voorwerpen altijd op voldoende afstand van de
uitstroomopening van de extra verwarming plaat‐
sen.
De extra verwarming werkt onafhankelijk van de
motor en vult het klimaatregelsysteem in het
voertuig aan. De extra verwarming verwarmt de
lucht in het interieur op de ingestelde tempera‐
tuur.
Warmwater-bijverwarmer
Werking van de extra warmwaterverwarming
De extra warmwaterverwarming is een aanvulling
op het temperatuurregelsysteem van het voertuig
en heeft de functies extra verwarmen, standver‐
warming en interieurvoorventilatie. Bovendien
verwarmt de extra verwarming de koelvloeistof
van de motor, zodat deze ontzien wordt en tijdens
de warmdraaifase hiervan brandstof bespaard
wordt. De standverwarming verwarmt de lucht in
het interieur tot de ingestelde temperatuur. Hij is
daarbij niet aangewezen op de warmte-afgifte van
de draaiende motor. De standverwarming wordt
direct uit de brandstoftank van het voertuig voor‐
zien van brandstof. Daarom moet de brandstof‐
tank nog tot boven het reservepeil gevuld zijn,
zodat is gewaarborgd dat de standverwarming
werkt. De standverwarming past haar werking
automatisch aan wijzigingen in de buitentempera‐
tuur en de weersomstandigheden aan. Daarom is
het mogelijk dat de standverwarming van ventile‐
ren naar verwarmen of van verwarmen naar venti‐
leren omschakelt. De standventilatie is niet actief
bij draaiende motor. De standverwarming wordt
na 50 minuten automatisch uitgeschakeld. Met
de bedrijfsmodus "Standventilatie" kan de lucht
in het interieur niet tot onder de buitentempera‐
tuur worden gekoeld. De functie "extra verwar‐
men" ondersteunt het opwarmen van het voertuig
Klimaatregeling 113