180 Rijden en parkeren
het statussymbool in het instrumentendisplay
worden gewaarschuwd.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer tegelij‐
kertijd aan de volgende voorwaarden wordt vol‐
daan:
De spoorassistent herkent rijstrookmarkerin‐
R
gen.
Een voorwiel rijdt over de rijstrookmarkerin‐
R
gen.
U kunt de waarschuwing van de spoorassistent
in- en uitschakelen.
De spoorassistent kan het gevaar voor ongevallen
als gevolg van een niet aangepaste rijstijl niet ver‐
minderen en de natuurkundige grenzen niet ver‐
leggen. Hij kan geen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi‐
tuatie. De spoorassistent is slechts een hulpmid‐
del en dient er niet toe om het voertuig zonder
assistentie van de chauffeur de rijstrook aan te
laten houden. De verantwoordelijkheid voor een
veilige afstand, de snelheid, het tijdig remmen en
het aanhouden van de rijstrook ligt bij u.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Het zicht is slecht, bijvoorbeeld door onvol‐
R
doende verlichting van de weg, bij sterk wis‐
selende schaduwen of door sneeuw, regen,
mist of veel spatwater.
Bij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko‐
R
mend verkeer, directe zonnestraling of door
reflecties.
De voorruit is in de omgeving van de multi‐
R
functionele camera afgedekt of de camera is
beslagen, beschadigd of afgedekt.
Er zijn geen of meerdere, niet duidelijk her‐
R
kenbare rijstrookmarkeringen aanwezig voor
een rijstrook, bijvoorbeeld in de omgeving van
wegwerkzaamheden.
De rijstrookmarkeringen zijn versleten, donker
R
of bedekt.
De afstand tot de voorligger is te klein en
R
daardoor kunnen de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend.
De rijstrookmarkeringen wijzigen snel, bij‐
R
voorbeeld de rijstroken splitsen zich, kruisen
elkaar of worden samengevoegd.
De rijbaan is zeer smal en kronkelig.
R
Functies van de actieve spoorassistent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
vóór het voertuig met een multifunctionele
camera 1. Deze moet voorkomen dat u onge‐
wild de rijstrook verlaat. Daartoe kunt u door een
voelbare terugmelding van het stuurwiel en het
knipperen van het statussymbool in het instru‐
mentendisplay worden gewaarschuwd. Bovendien
kunt u door een corrigerende remingreep naar uw
rijstrook worden teruggevoerd. Op het instrumen‐
tendisplay verschijnt een overeenkomstige mel‐
ding.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer tegelij‐
kertijd aan de volgende voorwaarden wordt vol‐
daan:
Het rijsysteem herkent rijstrookmarkeringen.
R
Een voorwiel rijdt over de rijstrookmarkerin‐
R
gen.
Er vindt een corrigerende remingreep plaats,
wanneer tegelijkertijd aan de volgende voorwaar‐
den wordt voldaan:
De actieve spoorassistent herkent rijstrook‐
R
markeringen aan beide zijden van het voer‐
tuig.
Een voorwiel rijdt over een doorgetrokken
R
rijstrookmarkering.
Op het instrumentendisplay verschijnt een over‐
eenkomstige melding.
De remingreep is beschikbaar in het snelheidsbe‐
reik tussen circa 60 km/h en circa 160 km/h.
U kunt de waarschuwing van de actieve spooras‐
sistent uitschakelen, of het systeem geheel uit‐
schakelen.
De actieve spoorassistent kan het gevaar voor
ongevallen door een niet aangepaste rijstijl niet