286 Wielen en banden
Deze banden zijn speciaal op de regelsyste‐
men, zoals het ABS of het ESP
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid en verbruik nadelig
worden beïnvloed. Bovendien kunnen banden
met andere maten onder belasting tegen de
carrosserie en delen van de wielophanging
aanlopen. Beschadiging aan de banden of het
voertuig kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecon‐
#
troleerde en geadviseerde banden, vel‐
gen en accessoires gebruiken.
* AANWIJZING Negatieve invloed op de rij‐
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij
het coveren beschadigingen niet altijd her‐
kend worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
Geen gebruikte banden gebruiken,
#
waarvan het vorige gebruik onbekend is.
* AANWIJZING Beschadiging van elektro‐
nische onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
Voertuigen met bandenspanningscon‐
trole: In de wielen bevinden zich elektroni‐
sche onderdelen. Bij het ventiel mag geen
montagegereedschap worden aangebracht.
Anders kunnen de elektronische onderdelen
worden beschadigd.
Banden alleen bij een gekwalificeerde
#
werkplaats laten vervangen.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor
het voertuig zijn goedgekeurd, of waar niet vak‐
kundig mee wordt omgegaan, kunnen de rijveilig‐
heid nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf en het gebruik van niet goedge‐
keurde accessoires bij een gekwalificeerde werk‐
plaats informatie vragen over de volgende aspec‐
ten:
doelmatigheid
R
wettelijke voorschriften
R
aanbevelingen af fabriek
R
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban‐
den het volgende in acht nemen:
®
, afgestemd.
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
Voor meer informatie over banden en velgen con‐
tact opnemen met een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Landspecifieke goedkeuringseisen voor ban‐
den, die een bepaald bandentype voor het
voertuig vastleggen.
Daarnaast kan voor bepaalde regio's en toe‐
passingen het gebruik van bepaalde banden‐
typen worden aanbevolen.
Alleen banden en velgen van dezelfde con‐
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, all-seasonbanden) en hetzelfde
merk monteren.
Op een as alleen wielen van dezelfde afmetin‐
gen en profieluitvoering monteren (links en
rechts).
Uitsluitend in geval van pech mag voor het rij‐
den naar de werkplaats hiervan worden afge‐
weken.
Op de velgen alleen passende banden monte‐
ren.
Geen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
Voertuigen met bandenspanningscontrole:
Alle gemonteerde wielen moeten zijn uitge‐
rust met functionerende sensoren voor de
bandenspanningscontrole.
Bij temperaturen onder 10 °C winterbanden
of all-seasonbanden met het M+S-keurmerk
op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win‐
terbanden met het sneeuwvloksymbool i
naast de M+S markering de beste grip.
Bij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
profiel gebruiken.
De toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer deze lager is dan die van het voer‐
tuig, moet een sticker in het gezichtsveld van
de chauffeur hiervoor waarschuwen.
Nieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
De banden uiterlijk om de zes jaar laten ver‐
vangen, ongeacht de slijtage.