Zij-aanzicht van de spiegelcamera's
In deze weergave kunnen de zijkanten van de
auto worden bekeken.
1
Rijstrook bij actuele stuurwielverdraaiing
2
Gele waarschuwingsmelding van de PARK‐
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op een
afstand van circa (1,0 m of minder)
3
Eigen auto van bovenaf
4
Markering van de punten waar de wielen de
grond raken
5
Hulplijnen van de buitenmaten van de auto
met uitgeklapte buitenspiegels
Wanneer de afstand tot een obstakel afneemt,
verandert de kleur van de waarschuwingsmelding
2.
Systeemuitval
Als er geen activering heeft plaatsgevonden, ver‐
schijnt de volgende weergave op het multimedia‐
systeem:
Systeemgrenzen
De 360°-camera werkt in onder andere de vol‐
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
De voorportieren zijn geopend.
R
De buitenspiegels worden ingeklapt.
R
Het regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
R
De lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor‐
R
beeld 's nachts.
De omgeving is met fluorescerend licht ver‐
R
licht, op het display kan een flikkering ver‐
schijnen.
Er ontstaat een snelle temperatuurwisseling,
R
bijvoorbeeld wanneer in de winter vanuit de
kou een verwarmde garage wordt ingereden.
De omgevingstemperaturen zijn zeer hoog.
R
De cameralens is afgedekt, vervuild of besla‐
R
gen.
Camera's of onderdelen van de auto waarin
R
de camera's zijn gemonteerd, zijn bescha‐
digd. In dit geval de camera's, hun stand en
afstelling laten controleren bij een gekwalifi‐
ceerde werkplaats.
In deze situaties de 360°-camera niet gebruiken.
Anders kunt u anderen bij het parkeren verwon‐
den of in botsing komen met voorwerpen.
Bij auto's met in hoogte instelbaar onderstel of bij
zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten van
de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en bij de
weergave van de berekende beelden optreden.
Door op de auto gemonteerde aanbouwdelen (bij‐
voorbeeld een laadklep), kunnen het gezichtsveld
en verdere functies van het camerasysteem wor‐
den beperkt.
%
Het contrast van het display kan door plotse‐
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij
het uitrijden van een garage. Wees in dat
geval extra voorzichtig.
%
Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, als gevolg van bijvoorbeeld
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol‐
daan, verschijnt het beeld van de 360°-camera
automatisch in het multimediasysteem:
Het contact is ingeschakeld.
R
De achterdraaideuren worden geopend.
R
Op deze manier kan het gebied achter de auto
worden bewaakt.
Wanneer de achterdraaideuren worden gesloten,
wordt het beeld van de achteruitrijcamera na
circa tien seconden uitgeschakeld.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (
Rijden en parkeren 175
pagina 239).
/