90
Licht en zicht
Buitenverlichting
Aanwijzing voor aanpassen van de verlichting
bij reizen naar het buitenland
Voertuigen met halogeen- of statische LED-
koplampen: Het omschakelen van de koplampen
is niet nodig. Er wordt ook aan de wettelijke eisen
voldaan in landen waarin aan de andere kant van
de weg wordt gereden.
Aanwijzing voor lichtsystemen en uw verant‐
woordelijkheid
De verschillende lichtsystemen van het voertuig
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk‐
heid voor de juiste verlichting van het voertuig
overeenkomstig de heersende licht- en zichtom‐
standigheden, de wettelijke bepalingen en ver‐
keerssituatie ligt bij de bestuurder van het voer‐
tuig.
Lichtschakelaar
Verlichtingsschakelaar bedienen
1 W Linker parkeerlicht in- of uitschake‐
#
len.
2 X Rechter parkeerlicht in- of uitscha‐
#
kelen.
3 T Standlicht, kentekenplaat- en dash‐
#
boardverlichting in- of uitschakelen.
4Ã Automatisch rijlicht/dagrijlicht (aan‐
#
bevolen stand van de verlichtingsschakelaar)
in- of uitschakelen.
5L Dimlicht/grootlicht in- of uitschake‐
#
len.
6
Mistlicht in- of uitschakelen.
#
7
R Mistachterlicht in- of uitschakelen.
#
8
Elektrische parkeerrem bedienen of vrij‐
#
zetten(
pagina 155)
/
%
Wanneer bij het verlaten van het voertuig een
waarschuwingssignaal klinkt, is mogelijk de
verlichting ingeschakeld.
%
Als u het parkeerlicht inschakelt, brandt aan
de geselecteerde zijde van het voertuig het
standlicht gereduceerd.
De knipperlichten, het grootlicht en het licht‐
signaal worden bediend met de combischa‐
kelaar (
pagina 91).
/
* AANWIJZING Accu-ontlading door stand‐
licht
Als het standlicht gedurende meerdere uren
ingeschakeld blijft, wordt de accu belast.
Indien mogelijk het rechter X of het
#
linker W parkeerlicht inschakelen.
Bij een zware accu-ontlading wordt het stand- of
het parkeerlicht om de volgende motorstart
mogelijk te maken automatisch uitgeschakeld.
Functie van het automatisch rijlicht
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door uitgeschakeld dimlicht bij zicht‐
beperkingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand
à staat, schakelt het dimlicht bij mist,
sneeuw en andere zichtbeperkingen zoals
spatwater niet automatisch in.
De verlichtingsschakelaar in dergelijke
#
situaties in de stand L draaien.
Het automatisch rijlicht is slechts een hulpmid‐
del. De verantwoordelijkheid voor het inschakelen
van de verlichting ligt te allen tijde bij de bestuur‐
der.
De verlichtingsschakelaar bij mist, sneeuw of
spatwater tijdig van de stand à in de stand
L draaien. Anders wordt het rijlicht kortston‐
dig onderbroken.
Automatisch rijlicht inschakelen:
De verlichtingsschakelaar in de stand Ã
R
draaien. De spanningsvoorziening inschake‐
len: Het standlicht wordt afhankelijk van het
omgevingslicht automatisch in- of uitgescha‐
keld.
Bij draaiende motor is het dagrijlicht inge‐
schakeld. Bovendien worden het standlicht en