58
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Bij het vastzetten van sommige typen
baby- of kinderzitjes op de achterstoel
kunnen de veiligheidsgordels op de
plaatsen naast het zitje mogelijk niet
goed worden gebruikt en komen ze
mogelijk in aanraking met het zitje. Ook
kan de werking van de veiligheidsgor-
del negatief worden beïnvloed.
Draag uw veiligheidsgordel goed aan-
sluitend over uw schouder en laag over
uw heupen. Wanneer dit niet het geval
is of wanneer hij in aanraking komt met
het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan dodelijk of ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een
baby- of kinderzitje op de achter-
stoelen de voorstoel zodanig dat
deze niet in aanraking komt met het
kind of het baby- of kinderzitje.
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
Controleer aan de hand van de bij het baby- of kinderzitje bijgesloten handleiding de
plaatsing van het zitje.
Indien bij het plaatsen van een kin-
derzitje met steunvoet de rugleu-
ning in de weg zit wanneer u het zitje
op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot
er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigingspunt
van de veiligheidsgordel zich vóór
de gordelgeleider van het kinderzitje
bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.