216
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
●
Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dat geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een
afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. (Blz. 214)
●
Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te schakelen.
●
Als de vergrendelsensor in aanraking komt
met ijs, sneeuw, modder, enz., werkt deze
mogelijk niet goed. Reinig de vergrendel-
sensor en raak hem opnieuw aan of
gebruik de vergrendelsensor aan de
onderzijde van de portiergreep.
●
Bij een plotselinge nadering van het detec-
tiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld
worden. Laat in dat geval de portiergreep
los en controleer of de portieren worden
ontgrendeld voordat u opnieuw aan de por-
tiergreep trekt.
●
Als er zich een andere elektronische sleu-
tel binnen het detectiegebied bevindt, is de
reactietijd voor het ontgrendelen van de
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
■
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●
Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●
Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 502)
●
De energiebespaarmodus kan het energie-
verbruik van de elektronische sleutels ver-
lagen. (Blz. 214)
■
Voor een juiste bediening van het sys-
teem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij
u hebt als u het systeem bedient. Houd bij
auto's met instapfunctie de elektronische
sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt mogelijk
niet.)
■
Als het Smart entry-systeem met start-
knop niet goed werkt
●
Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren: Gebruik de mechanische sleutel.
(Blz. 475)
●
Starten van het hybridesysteem:
Blz. 249
■
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoon-
lijke voorkeursinstellingen: Blz. 502)
Raadpleeg de beschrijvingen voor de vol-
gende handelingen als het Smart entry-sys-
teem met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
●
Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren:
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel. (Blz. 197, 475)
●
Starten van het hybridesysteem en wijzi-
gen van de standen van het contact:
Blz. 476
●
Uitschakelen van het hybridesysteem:
Blz. 251