292
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer de witte (gele) rijstrookmarkerin-
gen niet goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld
wanneer deze vaag zijn of splitsen/samen-
komen of wanneer er een schaduw over
valt
• Wanneer de rijstrook breder of smaller is
dan gebruikelijk
• Wanneer er een licht en donker patroon op
het wegdek aanwezig is, bijvoorbeeld als
gevolg van wegwerkzaamheden
• Wanneer het doel te dichtbij is
• Wanneer er onvoldoende ruimte is waar de
auto veilig en onbelemmerd in kan rijden
• Wanneer er tegenliggers zijn
• Wanneer de VSC-functie in werking is
●
In bepaalde situaties, zoals onderstaande,
wordt er mogelijk onvoldoende remkracht
of stuurkracht gegenereerd, waardoor het
systeem niet goed werkt:
• Als de remmen niet op volle sterkte kun-
nen werken, bijvoorbeeld wanneer de
onderdelen van het remsysteem extreem
koud, extreem heet of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden
(extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind
of een andere gladde ondergrond
• Bij diepe spoorvorming in het wegdek
• Als op een helling wordt gereden
• Bij het rijden over wegen met hellingen
links of rechts
■
Als de VSC wordt uitgeschakeld
●
Als de VSC wordt uitgeschakeld
(Blz.347), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
●
Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en "VSC UIT. PCS-rem niet beschik-
baar." wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
LTA (Lane Tracing Assist)
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele) rijstrook-
markeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wan-
neer de auto de huidige rijstrook
of koers dreigt te verlaten
systeem kan ook het stuurwiel
enigszins bedienen om te helpen
voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
(Blz.306) is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel
ook om de auto goed op de rij-
strook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte
(gele) rijstrookmarkeringen of de
*
rijbaan
met behulp van de camera
voor. Het detecteert ook voorlig-
gers met behulp van de camera
voor en de radar.
*
: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een stoep-
rand
*
. Het
*
. Wanneer de