120
2-2. Laden
OPMERKING
■
Bij het plaatsen van de laadstekker
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht. Als u dat niet doet, kan er schade
ontstaan aan het vergrendelsysteem van
de laadstekker.
●
Controleer of de laadstekker compatibel
is met deze auto.
Een laadstekker van een ander type of
een laadstekker met een beschadigd of
vervormd insteekgedeelte wordt moge-
lijk niet vergrendeld.
●
Oefen geen overmatige kracht uit op de
laadstekker nadat de laadstekker is
aangesloten.
Zorg er bij het verwijderen van de laad-
stekker voor dat de laadstekker ont-
grendeld is.
Voedingsbronnen die
kunnen worden gebruikt
*
: Als de AC-laadkabel is meegeleverd.
Voor het laden van deze auto is
een externe voedingsbron nodig
die voldoet aan de volgende crite-
ria. Controleer dit vóór het laden.
WAARSCHUWING
■
Waarschuwingen voor elektrische
storingen
Neem de voorzorgsmaatregelen in deze
handleiding in acht bij het laden van de
auto.
Als u een voedingsbron gebruikt die niet
aan de eisen voldoet of als u zich tijdens
het laden niet aan de voorzorgsmaatrege-
len houdt, kan dat leiden tot een ongeval
en dodelijk of ernstig letsel.
Voedingsbronnen
Sluit aan op een contactdoos met
een spanning van 220 - 240 V met
een aardlekschakelaar en een
stroomonderbreker. Sluit de AC-
laadkabel aan op een aparte groep
met een minimale capaciteit van 13
ampère.
Het wordt aanbevolen om één con-
tactdoos exclusief voor het laden te
gebruiken. Als u de laadkabel aan-
sluit op een contactdoos met meer-
dere groepen waarop ook andere
apparatuur is aangesloten, kan de
stroomonderbreker in werking tre-
*
den.
Controleer of de contactdoos is
voorzien van een aardlekschakelaar.
Laat, als dat niet het geval is, er een
monteren door een naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
*