290
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan
een tegenligger of overstekende voetgan-
ger stopt voordat deze het pad van uw
auto kruist
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan
een tegenligger voor uw auto rechts/links
afslaat
• Wanneer u in de richting van tegenliggend
verkeer stuurt
■
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
●
In sommige situaties, zoals onderstaande,
wordt een object mogelijk niet gesigna-
leerd door de radarsensor en de camera
voor, waardoor het systeem niet goed
werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto
nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar
object een schommelende beweging
maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte
beweging maakt (zoals een uitwijkma-
noeuvre, plotseling versnellen of afrem-
men)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object
snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich
niet direct voor uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich
vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich
onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel-
telijk verborgen is achter een object zoals
een groot stuk bagage, een paraplu of een
vangrail
• Wanneer er allerlei zaken zijn die de radio-
golven van de radar in de buurt kunnen
reflecteren (tunnels, vakwerkbruggen,
onverharde wegen, besneeuwde wegen
met sporen, enz.)
• Wanneer de radiogolven van de radar in
een andere auto uw auto beïnvloeden
• Wanneer zich meerdere signaleerbare
objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op
een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is
en er extreem licht uitziet
• Wanneer een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn
omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto
afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de
zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera
voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voorkant
van een voorligger
• Als de voorligger een motorfiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een scoot-
mobiel
• Als een voorligger een smalle achterzijde
heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
• Als een voorligger een lage achterzijde
heeft, zoals een oprijwagen