Lichtschakelaar
5-3.Bedienen van verlichting en ruitenwissers
De koplampen kunnen handmatig
of automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
verlichting als volgt in te schakelen:
1
De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
2
De koplampen en alle verlich-
ting die hierboven genoemd is,
gaan branden.
3
De koplampen, dagrijverlich-
ting (Blz.265) en alle verlichting
die hierboven genoemd is, worden
automatisch in- en uitgeschakeld.
■
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld
als het hybridesysteem wordt gestart en de
parkeerrem wordt gedeactiveerd met de licht-
schakelaar in de stand
der dan de parkeerlichten voor.) Dagrijver-
lichting is niet ontworpen voor gebruik in het
om de
donker.
■
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in negatieve
zin beïnvloed worden als er iets over de sen-
sor heen geplaatst wordt of als er iets op de
ruit wordt aangebracht waardoor de sensor
wordt afgeschermd. Hierdoor kan de sensor
niet op de juiste manier de hoeveelheid
omgevingslicht signaleren, waardoor het
automatische koplampsysteem mogelijk
onjuist functioneert.
■
Automatisch uitschakelsysteem ver-
lichting
●
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
mistlampen voor worden automatisch uit-
geschakeld als het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet.
●
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
verlichting worden automatisch uitgescha-
keld als het contact in stand ACC of UIT
wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen
het contact AAN of zet de lichtschakelaar een
keer in stand
of
. (Brandt helder-
of
staat: De koplampen en de
staat: De koplampen en alle overige
en daarna weer in stand
.
265
5