142
2-2. Laden
8
Druk op
of
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om het te wijzigen item te
selecteren en druk vervolgens op
of
om de instelling te wijzi-
gen.
Stel de gewenste laadmodus en starttijd
voor het laden (of vertrektijd) in.
Als de laadmodus ingesteld is op "Starten",
wordt hier het starttijdstip van het laden
ingesteld. Als de laadmodus is ingesteld op
"Vertrek", wordt hier het eindtijdstip van het
laden ingesteld.
Druk nadat de instellingen zijn aangepast op
.
Als de laadmodus is ingesteld op "Vertrek",
wordt het scherm "Voorber. klim." weergege-
ven. Als de laadmodus is ingesteld op "Star-
ten", wordt het scherm "Herhalen" (stap 10)
weergegeven.
9
Als de laadmodus is ingesteld op
"Vertrek", stel dan "Voorber. klim."
in op aan of uit.
Druk op
of
sen van het instrumentenpaneel, selecteer
"Ja" of "Nee" en druk vervolgens op
Selecteer "Ja" om de airconditioning in te
schakelen en selecteer "Nee" om hem uit te
schakelen.
van de bedie-
*
van de bedieningstoet-
.
Het scherm "Herhalen" wordt weergegeven.
*
: Als de laadmodus is ingesteld op "Star-
ten", wordt het scherm "Voorber. klim."
niet weergegeven.
10
Druk, om herhalingsinstelling in te
schakelen, op
bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel om de gewenste dag
voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt, wisselt
de herhalingsinstelling tussen aan en uit.
Als voor aan is gekozen, wordt het laad-
schema op die dag herhaald. Het is mogelijk
meer dan één dag aan te zetten.
Als er geen dagen aangezet zijn, wordt er
maar één keer geladen op basis van het
laadschema voor de komende 24 uur.
Selecteer nadat de instellingen zijn aange-
past "Gereed" en druk vervolgens op
Er wordt een scherm weergegeven waar-
mee de instellingen kunnen worden opge-
slagen.
of
van de
.