310
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
2
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (ongeveer 30
km/h of hoger) en druk op de scha-
kelaar -SET om de snelheid op te
slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schake-
laar wordt losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
Wijzigen van de ingestelde snelheid
met de schakelaar
Druk, om de ingestelde snelheid te wij-
zigen, op de schakelaar +RES of -SET
totdat de gewenste snelheid wordt
weergegeven.
1
Verhogen van de snelheid (behalve
wanneer de auto door het systeem
is stilgezet in de afstandsregelmo-
dus)
2
Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar inge-
drukt om de snelheid te wijzigen en laat hem
los als de gewenste snelheid is bereikt.
Als de afstandsregelmodus is inge-
schakeld, wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
*1
Fijnafstelling: 1 km/h
de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van 5
*1
*2
km/h
of 5 mph
verhoogd of verlaagd
zolang de schakelaar ingedrukt wordt
gehouden
In de constante-snelheidsregelmodus
Blz.313
(
) wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
*1
Fijnafstelling: 1 km/h
de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Zolang de schakelaar inge-
drukt wordt gehouden, wordt de snelheid
gewijzigd.
*1
: Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in "km/h"
*2
: Wanneer de ingestelde snelheid getoond
wordt in "MPH"
Wijzigen van de ingestelde snelheid
met het gaspedaal
1
Accelereer met behulp van het gas-
pedaal naar de gewenste rijsnel-
heid.
2
Druk op de schakelaar -SET.
*2
of 1 mph
telkens als
*2
of 1 mph
telkens als