■
Display (multimedia-display)
Wanneer de sensoren een object, zoals
een muur, signaleren, wordt er een
afbeelding weergegeven op het multi-
media-display overeenkomstig de posi-
tie van en de afstand tot het object.
Bij detectie van een obstakel verschijnt er in
de bovenhoek van het scherm een vereen-
voudigde weergave.
Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
De Parking Assist-sensor kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
scherm
van het multi-informatiedis-
play. (Blz.184)
Wanneer de Parking Assist-sensor wordt uit-
geschakeld, gaat het controlelampje Parking
Assist-sensor OFF (Blz.169) op het multi-
informatiedisplay branden.
Als u het systeem weer wilt inschakelen,
selecteer dan
op het multi-informatie-
display, selecteer
gens aan.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld, blijft
het uitgeschakeld, zelfs als het contact AAN
wordt gezet nadat dit UIT was gezet.
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
en zet het vervol-
WAARSCHUWING
■
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate
van nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om
de omgeving van de auto in de gaten te
houden en veilig te rijden.
■
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●
Beschadig de sensoren niet en houd ze
altijd schoon.
●
Plaats geen stickers of elektronische
onderdelen zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een radarsen-
sor.
●
Stel de omgeving van de sensor niet
bloot aan krachtige schokken. Laat de
auto controleren door een Suzuki-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats na
blootstelling aan schokken. Neem con-
tact op met een Suzuki-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats als de voor-
of achterbumper moet worden verwij-
derd/geplaatst of vervangen.
●
Wijzig, demonteer of spuit de sensoren
niet.
●
Bevestig geen afdekking op de kente-
kenplaat.
●
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde.
■
Wanneer moet de functie uitgescha-
keld worden
Schakel in de volgende situaties de functie
uit, omdat deze anders mogelijk zelfs
werkt als er geen kans op een aanrijding
is.
●
Het niet in acht nemen van boven-
staande waarschuwingen.
327
5