■
Wijzigen van de instellingen van
de functie voor het verlagen van
de bochtensnelheid
De functie voor het verlagen van de
bochtensnelheid kan worden ingescha-
keld/uitgeschakeld en de mate van ver-
laging van de rijsnelheid kan worden
ingesteld op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
Elke keer dat een van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel wordt inge-
drukt, verandert de instelling.
Selecteren van de
constante-snelheids-
regelmodus
Wanneer de constante-snelheidsregel-
modus is geselecteerd, blijft de auto
met een ingestelde snelheid rijden,
zonder de tussenafstand te regelen.
Selecteer deze modus alleen wanneer
de afstandsregelmodus niet goed werkt
als gevolg van een vuile radar.
1
Houd bij uitgeschakelde cruise con-
trol de cruise control-hoofdschake-
laar gedurende ten minste 1,5
seconden ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is gedrukt,
gaat het controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control branden. Vervolgens gaat het
controlelampje cruise control branden.
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Overschakelen naar de constante-snel-
heidsregelmodus is alleen mogelijk als de
schakelaar wordt bediend terwijl de cruise
control uit staat.
Blz.178
(
)
2
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (ongeveer 30
km/h of hoger) en druk op de scha-
kelaar -SET om de snelheid op te
slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schake-
laar wordt losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de geprogrammeerde snel-
heid: Blz.310
Uitschakelen en hervatten van de ingestelde
snelheid: Blz.311
313
5