234
5-1. Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING
■
Tijdens het rijden
●
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal kunt
vinden.
• Als u per ongeluk in plaats van het rem-
pedaal het gaspedaal intrapt, zal de
auto onverwacht accelereren, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben.
• Bij het achteruitrijden draait u wellicht
uw lichaam, waardoor het bedienen van
de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de
pedalen altijd goed kunt bedienen.
• Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u het
rem- en gaspedaal goed bedienen.
• Trap het rempedaal met uw rechtervoet
in. Wanneer u het rempedaal met uw
linkervoet intrapt, kan in een noodgeval
uw reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
●
De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen wordt
aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor). Aangezien er geen
motorgeluiden zijn, kunnen voetgangers
de beweging van de auto misschien
onjuist inschatten. Hoewel uw auto is
voorzien van een akoestisch voertuig-
waarschuwingssysteem, dient u voor-
zichtig te rijden, aangezien voetgan-
gers in de buurt de auto mogelijk nog
steeds niet opmerken als er veel omge-
vingsgeluid is.
●
Rijd niet met de auto over licht ontvlam-
bare materialen zoals bladeren, papier
of doeken en parkeer de auto ook niet in
de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand veroorzaken
als er licht ontvlambaar materiaal aan-
wezig is.
●
Schakel het hybridesysteem tijdens nor-
maal rijden niet uit. Door het uitschake-
len van het hybridesysteem tijdens het
rijden verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De stuurbe-
krachtiging werkt echter niet meer,
waardoor het sturen zwaarder zal gaan
dan normaal voordat u de auto tot stil-
stand brengt. Dit is afhankelijk van de
resterende lading in de 12V-accu en de
gebruiksomstandigheden. Zet in dat
geval de auto aan de kant zodra dit vei-
lig kan. In geval van nood, bijvoorbeeld
als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden
gebracht: Blz.442
●
Rem bij het afdalen van een steile hel-
ling af op de motor (terugschakelen) om
een veilige snelheid aan te kunnen hou-
den.
Het continu gebruiken van de remmen
kan leiden tot oververhitting en een ver-
minderde remwerking. (Blz.254)
●
Verstel het stuurwiel, de stoel en de bin-
nen- of buitenspiegel niet tijdens het rij-
den.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over
het stuur verliezen.
●
Controleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere lichaamsdelen
binnen de auto houden.
■
Rijden op glad wegdek
●
Door plotseling remmen, accelereren en
sturen kunnen de banden hun grip ver-
liezen, met controleverlies tot gevolg.
●
Door plotseling accelereren, afremmen
op de motor als gevolg van schakelen,
of wijzigingen in het motortoerental kan
de auto in een slip raken.