352
5-6. Rijtips
Rijden in de winter
5-6.Rijtips
Tref voor het aanbreken van de
winter de noodzakelijke voorberei-
dingen en voer de benodigde con-
troles uit. Pas uw rijgedrag altijd
aan de actuele weersomstandig-
heden aan.
Voorbereidingen voor de
winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
• Motorolie
• Koelvloeistof
• Koelvloeistof vermogensregeleenheid
• Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de 12V-accu
controleren door een monteur.
Laat de auto voorzien van vier win-
terbanden.
Zorg ervoor dat alle banden dezelfde maat
hebben en van hetzelfde merk zijn.
WAARSCHUWING
■
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beper-
ken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over
het stuur verliezen, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
●
Gebruik winterbanden met de voorge-
schreven maat.
●
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan
de specificatie voldoet.
●
Rijd niet harder dan de toegestane snel-
heid of harder dan de snelheidslimiet
die geldt voor de gebruikte winterban-
den.
●
Monteer winterbanden op alle wielen.
OPMERKING
■
Rijden met sneeuwkettingen
Monteer geen sneeuwkettingen. Sneeuw-
kettingen kunnen de carrosserie en de
wielophanging beschadigen en het rijge-
drag in negatieve zin beïnvloeden.
■
Repareren of vervangen van winter-
banden
Laat winterbanden repareren of vervangen
door een Suzuki-dealer, een gekwalifi-
ceerde werkplaats of een bandenspecia-
list.
Het verwijderen en plaatsen van winter-
banden heeft namelijk invloed op de wer-
king van de bandenspanningssensoren en
-zenders.
Voordat u met de auto gaat
rijden
Voer, afhankelijk van de omstandighe-
den, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de rui-
tenwissers niet aan als deze vastge-
vroren zijn. Giet warm water over het
bevroren gedeelte om het ijs te laten
smelten. Veeg het water direct weg
om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op de buitenspie-
gels, op de ruiten, op het dak, op het
chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien
dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat
u in de auto stapt.