224
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Binnenspiegel
De positie van de binnenspiegel
kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar
achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van
de binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding ach-
ter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
WAARSCHUWING
■
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken,
waardoor dodelijk of ernstig letsel kan ont-
staan.
Antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht
wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de kop-
lampen van achteropkomend verkeer.
Modus automatische antiverblindings-
stand in-/uitschakelen
Wanneer de automatische antiverblindings-
stand is ingeschakeld, brandt het controle-
A
lampje
.
De functie wordt ingeschakeld telkens wan-
neer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te schake-
len. (Het controlelampje
■
Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook
niet, omdat hierdoor de werking van de sen-
soren in negatieve zin beïnvloed kan worden.
A
gaat ook uit.)