408
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Plaatsen van
bandenspanningssensoren
en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren
en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssenso-
ren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze
componenten worden geregistreerd in
de bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU en moet het banden-
spanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. (Blz. 410)
■
Bij het vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecode van de bandenspan-
ningssensor en -zender niet is geregistreerd,
werkt het bandenspanningswaarschuwings-
systeem niet correct. Na ongeveer 10 minu-
ten rijden gaat het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gedurende 1 minuut
knipperen en het blijft daarna branden om
aan te geven dat er een storing in het sys-
teem aanwezig is.
OPMERKING
■
Repareren of vervangen van banden,
velgen, bandenspanningssensoren, -
zenders en ventieldopjes
●
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op
met een Suzuki-dealer of een gekwalifi-
ceerde werkplaats, omdat de banden-
spanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
●
Vergeet niet de dopjes weer op de ven-
tielen aan te brengen. Als de ventieldop-
jes niet geplaatst worden, dan kan er
water in de bandenspanningssensoren
terechtkomen en kunnen ze vast gaan
zitten.
●
Vervang ventieldopjes alleen door het
voorgeschreven type ventieldopje.
De dop kan anders vast gaan zitten.
■
Voorkomen van schade aan de ban-
denspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met banden-
reparatievloeistof, werken de bandenspan-
ningssensor en -zender mogelijk niet
goed. Neem wanneer bandenreparatie-
vloeistof is gebruikt zo snel mogelijk con-
tact op met een Suzuki-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Vervang na
het gebruik van bandenreparatievloeistof
de bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (Blz. 408)
Initialiseren van het
bandenspannings-
waarschuwingssysteem
■
Het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem moet worden geïni-
tialiseerd onder de volgende
omstandigheden:
Bij het wisselen van wielen.
Als de band is gewisseld.
Nadat de identificatiecodes zijn
geregistreerd. (Blz. 410)
Wisselen tussen twee sets geregis-
treerde wielen.
Als het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem wordt geïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als
referentiespanning beschouwd.
■
Initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
1
Parkeer de auto op een veilige
plaats en zet het hybridesysteem
gedurende ten minste 20 minuten
uit.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer
de auto rijdt.