Toets voor de bestuurdershulpsys-
temen*
In de knipperlicht- en grootlichthendel:
Afb. 61
toets voor de bestuurdershulpsystemen (naar-
gelang het model).
82
Bedienen
Linkerzijde van het multifunctiestuur-
Afb. 62
wiel: toets voor de bestuurdershulpsystemen
(naargelang het model).
Met de toets in de knipperlicht- en grootlicht-
hendel kunt u de systemen ter ondersteuning
van de bestuurder die worden weergegeven
in het menu Assistenten activeren en deacti-
veren.
Een bestuurdershulpsysteem in- of uit-
schakelen met de knipperlicht- en groot-
lichthendel
›››
Druk kort op de toets
afb. 61
●
het menu Assistenten te openen.
Kies het systeem ter ondersteuning van de
●
bestuurder en activeer of deactiveer dit
›››
pag.
80. Een markering geeft aan dat het
systeem ter ondersteuning van de bestuurder
is geactiveerd.
Bevestig vervolgens de selectie met toets
●
van de ruitenwisserhendel of toets
van het multifunctiestuurwiel.
Een bestuurdershulpsysteem in- of uit-
schakelen met het multifunctiestuurwiel*
Druk op de knop
●
Hulpsystemen te openen.
Kies het hulpsysteem en activeer of deacti-
●
veer het. Een markering geeft aan dat het
systeem ter ondersteuning van de bestuurder
is geactiveerd.
Bevestig vervolgens de selectie met de
●
toets
van het multifunctiestuurwiel.
De bestuurdershulpsystemen kunnen ook
worden in- en uitgeschakeld in het infotain-
mentsysteem, in het menu van de wagenin-
›››
stellingen
pag.
Controlelampjes
Waarschuwings- en controlelamp-
jes
of
om
1
2
De controle- en waarschuwingslampjes zijn
indicatoren voor mededelingen
gen of bepaalde functies. Een aantal contro-
le- en waarschuwingslampjes gaat aan wan-
neer het contact wordt ingeschakeld en moet
weer doven wanneer de motor in werking
wordt gezet, of tijdens het rijden.
Naargelang het model kunnen op het display
van het instrumentenpaneel bijkomende
tekstberichten verschijnen, die informatie
›››
afb. 62
om het menu
89.
›››
, storin-