parkeermanoeuvre om schade aan de auto
te vermijden.
De ultrasoonsensoren van de bumper
●
kunnen beschadigd of verschoven worden
indien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of
uitparkeren.
Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
●
gers of dampstralers om de ultrasoonsen-
soren te reinigen, alleen kort direct sproei-
en en altijd een afstand van meer dan 10
cm aanhouden.
Een kentekenplaat of kentekenplaathou-
●
der aan de voorzijde met afmetingen die
groter zijn dan de opening voor de kente-
kenplaat, of een gebogen of vervormde
kentekenplaat kan ertoe leiden dat:
er verkeerde detecties plaatsvinden
–
de sensoren zicht verliezen
–
het parkeermanoeuvre wordt geannu-
–
leerd of het systeem slecht parkeert
Indien een van de ultrasoonsensoren de-
●
fect raakt, wordt de overeenkomstige zone
van deze sensorengroep (vooraan of ach-
teraan) uitgeschakeld en kan ze niet wor-
den geactiveerd tot de storing is verholpen.
De sensoren van de andere bumper kunnen
dan nog steeds op normale wijze gebruikt
worden. Indien er een storing is in het sys-
teem, wordt het aanbevolen om naar een
gespecialiseerde werkplaats te gaan. SEAT
raadt u aan om daarvoor een SEAT-dealer
te raadplegen.
264
Rijden
Let op
Om een degelijke werking van het sys-
●
teem te garanderen, houdt u de ultrasoons-
ensoren schoon, ijs- en sneeuwvrij, plakt u
er niets op en bedekt u ze ook niet.
Door bepaalde geluidsbronnen, zoals
●
hobbelig asfalt of straatstenen, en het la-
waai van andere voertuigen kan het inpar-
keersysteem of de ParkPilot verkeerde
waarschuwingen afgeven.
Om vertrouwd te raken met het systeem
●
en zijn functies, beveelt SEAT aan om te oe-
fenen met de bediening van het systeem op
een plaats met weinig verkeer of in een
parking.
Beschrijving van het inparkeersys-
teem
De onderdelen van het inparkeersysteem zijn
de ultrasoonsensoren in de voor- en achter-
bumper, de toets
om het systeem in en uit
te schakelen, en de aanwijzingen op het
scherm van het instrumentenpaneel.
Vereiste voorwaarden om in te parkeren
De tractiecontrole (TCS) moet ingescha-
●
›››
keld zijn
pag.
261.
Snelheid bij het passeren van de parkeer-
●
plaats: niet hoger dan ongeveer 50 km/u
(31 mpu).
Een afstand tussen 0,5 en 2,0 meter aan-
●
houden bij het passeren van de parkeer-
plaats.
Lengte van de parkeerplaats (recht parke-
●
ren): lengte van de wagen + 0,8 meter.
Breedte van de parkeerplaats (schuin par-
●
keren): breedte van de wagen + 0,8 meter.
Niet sneller rijden dan ca. 7 km/u (4 mpu)
●
bij het inparkeren. De wagen remt eenmaal
automatisch wanneer die snelheid wordt
overschreden. Indien de snelheid meermaals
wordt overschreden, wordt het inparkeersys-
teem uitgeschakeld.
Vereiste voorwaarden om uit te parkeren
(enkel recht parkeren)
De tractiecontrole (TCS) moet ingescha-
●
›››
keld zijn
pag.
261.
Lengte van de parkeerplaats: lengte van
●
de wagen + 0,5 meter.
Niet sneller rijden dan ca. 7 km/u (4 mpu)
●
bij het uitparkeren.
Voortijdig beëindigen of automatisch on-
derbreken van de manoeuvres om in of uit
te parkeren
Het inparkeersysteem onderbreekt de ma-
noeuvres voor het in- of uitparkeren in de vol-
gende gevallen:
Er wordt gedrukt op de toets
●
tainmentsysteem,
>
in het info-