Plaats de krik* uitsluitend onder de daar-
●
toe bestemde bevestigingspunten op de
langsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-
beurt, dan kan de krik* wegschuiven omdat
ze niet voldoende grip op de wagen heeft.
gevaar op verwondingen!
Houd nooit een lichaamsdeel zoals een
●
arm of been onder de alleen door een krik
ondersteunde wagen.
Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
●
wagen werkzaamheden uit te voeren, zet
hem dan met stroppen en bokken vast zo-
dat hij niet kan bewegen.
De wagen nooit opkrikken als deze naar
●
één kant overhelt of als motor draait.
De motor nooit starten met opgekrikte
●
wagen. De wagen zou van de krik kunnen
vallen als gevolg van de motortrillingen.
VOORZICHTIG
De wagen mag niet omhoog worden ge-
bracht onder een dwarsbalk. Plaats de
krik* uitsluitend onder de daartoe bestem-
de plaatsen op de langsligger. Anders kan
de wagen beschadigd worden.
Een wiel demonteren en monteren
Nadat u de bouten hebt losgedraaid en de
wagen met de krik hebt opgekrikt, verwisselt
u het wiel.
48
Noodgevallen
Bij het verwijderen/plaatsen van het wiel kan
de velg tegen de remschijf slaan en deze be-
schadigen. Ga daarom voorzichtig te werk en
laat u door een tweede persoon assisteren.
Wiel verwijderen
De wielbouten losdraaien met de wielsleu-
●
tel en de bouten aan de kant leggen op een
schoon oppervlak.
Wiel verwijderen.
●
Wiel plaatsen
Let op de draairichting van de band
48.
Breng het reservewiel of noodreservewiel
●
aan.
Wielbouten erin draaien en licht aantrek-
●
ken.
Om de antidiefstalbouten vast te zetten,
●
gebruik een adapter voor antidiefstalbouten.
Laat de wagen zakken met de krik*; ga hier-
●
bij voorzichtig te werk.
Draai alle bouten net wielsleutel rechtsom
●
aan. Draai de bouten niet één voor één rond-
om maar altijd kruislings aan.
Breng de doppen, wieldop of integrale wiel-
●
›››
dop aan
pag.
45.
De wielbouten moeten schoon zijn en gemak-
kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel en
naaf controleren. Verontreinigingen op deze
vlakken verwijderen alvorens het wiel te
plaatsen.
Aanhaalmoment van de wielbouten
Het voorgeschreven aanhaalmoment van de
wielbouten voor stalen en lichtmetalen vel-
gen is 120 Nm. Na het verwisselen van een
wiel dient onmiddellijk het aanhaalmoment
met een goed werkende momentsleutel te
worden gecontroleerd.
Vóór het controleren van het aanhaalmo-
ment moeten wielbouten die verroest zijn of
moeilijk aangedraaid kunnen worden, worden
›››
pag.
vervangen en de schroefdraad van de wiel-
naaf worden schoongemaakt.
Breng geen vet of olie op de wielbouten of op
de schroefdraad van de wielnaaf aan. Hoe-
wel de bouten met het voorgeschreven aan-
haalmoment zijn aangetrokken, kunnen ze
onder het rijden losdraaien.
Draairichtinggebonden banden
Draairichtinggebonden banden zijn ontwor-
pen om in één richting te draaien. Bij draai-
richtinggebonden banden is de wang van de
band met pijlen gemarkeerd. Houd de aan-
gegeven draairichting altijd aan. Hierdoor
worden de optimale rijeigenschappen met
betrekking tot aquaplaning, grip, geluid en
wrijving gegarandeerd.