De binnenverlichting gaat branden.
●
Naargelang de uitrusting vindt een nood-
●
oproep plaats (eCall).
De elektronische parkeerrem wordt inge-
●
schakeld.
In- en uitschakelen
Het noodhulpsysteem (Emergency Assist)
wordt in- en uitgeschakeld via het infotain-
mentsysteem, in het menu van de hulpsyste-
›››
men
pag.
89.
Wanneer het is ingeschakeld, wordt het
noodhulpsysteem enkel geactiveerd indien
aan de onderstaande voorwaarden is vol-
daan:
Het rijhulpsysteem (Travel Assist) of de rijst-
●
rookassistent (Lane Assist) is ingeschakeld.
Het systeem heeft een afbakeningslijn van
●
de rijstrook aan weerszijden van de wagen
gedetecteerd.
Problemen en oplossingen
Noodhulpsysteem (Emergency Assist)
niet beschikbaar
Het controlelampje gaat geel branden. Er
verschijnt bovendien een bericht op het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Het gezichtsveld van de camera is vuil.
●
Maak de voorruit schoon.
246
Rijden
Het zicht van de camera wordt belemmerd
●
door weersomstandigheden, bijv. sneeuw, of
door resten van schoonmaakmiddel of een
coating. Maak de voorruit schoon.
Het zicht van de camera wordt belemmerd
●
door accessoires of stickers. Laat het gebied
rond het gezichtsveld van de camera vrij.
De camera is niet goed afgesteld of be-
●
schadigd, bijv. door schade aan de voorruit.
Controleer of er zichtbare schade is.
Er is een storing of defect. Zet de motor uit
●
en opnieuw aan.
Indien de storing zich blijft voordoen, scha-
●
kel het noodhulpsysteem dan uit en ga naar
een gespecialiseerde werkplaats.
ATTENTIE
De intelligente technologie van het nood-
hulpsysteem (Emergency Assist) kan de li-
mieten opgelegd door de natuurkundige
wetten niet overwinnen en werkt enkel bin-
nen de eigen grenzen van het systeem. De
bestuurder draagt altijd de verantwoorde-
lijkheid voor het besturen van de wagen.
Pas de snelheid en veiligheidsafstand tot
●
de voorligger altijd aan het zicht, het weer,
het wegdek en het verkeer aan.
Het noodhulpsysteem kan niet altijd on-
●
gevallen of ernstige letsels voorkomen.
Rijd indien mogelijk niet met handschoe-
●
nen. Het systeem kan dan interpreteren dat
er geen activiteit aan het stuur is.
Indien de radarsensor of camera afge-
●
dekt, verkeerd afgesteld of stuk is, kan het
systeem ongepast ingrijpen in de remmen
of de stuurinrichting.
Het noodhulpsysteem reageert niet bij
●
personen of dieren, noch bij kruisende wa-
gens of bij een tegemoetkomende wagen
op dezelfde rijstrook.
ATTENTIE
Als het noodhulpsysteem (Emergency As-
sist) op ongepaste wijze ingrijpt, kunnen er
zich ongevallen en ernstige letsels voor-
doen.
Indien de wagen zich anders dan ver-
●
wacht gedraagt, onderbreek dan de in-
greep van het noodhulpsysteem door snel
te accelereren, te remmen of het stuur te
bewegen.
Gebruik het rijhulpsysteem (Travel Assist)
●
of de rijstrookassistent (Lane Assist) dan
niet. Laat het systeem door een gespeciali-
seerde werkplaats controleren.