Speciale rijsituaties
Wagen in een bocht.
Afb. 148
die voor u rijdt, buiten de actieradius van de ra-
darsensor.
236
Een voertuig wisselt van rijstrook.
Afb. 149
Voertuig dat draait en een ander dat stil-
staat.
Motorrijder
De ACC heeft een aantal beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde om-
standigheden onverwacht lijken of op een
verkeerd moment uitgevoerd worden vanuit
het standpunt van de bestuurder. Daarom
moet de bestuurder altijd aandachtig zijn om
in te grijpen waar nodig.
In de volgende situaties is maximale aan-
dacht vereist:
Vertrekken na een stopfase
Na een stopfase kan de ACC de wagen weer
doen vertrekken zodra de voorligger opnieuw
Rijden
in beweging gezet wordt (wagens met auto-
matische versnellingsbak). In wagens met
schakelbak volgt u de instructies van het in-
strumentenpaneel
Inhalen
Wanneer het knipperlicht gaat branden om
een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de
ACC de wagen automatisch en vermindert zo
de afstand tot de voorligger.
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-
strook, zal de ACC indien geen voorligger
herkend wordt versnellen tot de geprogram-
meerde snelheid bereikt is.
De acceleratie van het systeem kan op elk
ogenblik onderbroken worden door de rem in
te trappen of te drukken op de toets
›››
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan
het voorkomen dat de radarsensor de voor-
ligger niet meer herkent of reageert op een
voertuig op een rijstrook naast de rijstrook
waarop u rijdt
omstandigheden is het mogelijk dat de wa-
gen onnodig remt of niet meer reageert op
de voorligger. In dat geval moet de bestuur-
der ingrijpen door te accelereren, of het rem-
men te onderbreken door de rem in te trap-
pen of te drukken op de toets
›››
.
pag.
232.
›››
afb. 148
. In dergelijke
›››
pag.
232.