Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen
of andere voorwerpen die gevoelig zijn
voor temperaturen voor de luchtroosters,
ze kunnen beschadigd of onbruikbaar ra-
ken als gevolg van de lucht.
Luchtcirculatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
buitenlucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunctie
kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de circula-
tiefunctie uitgeschakeld zodra op
gedrukt.
Handmatige circulatiefunctie in- en uit-
schakelen
De knop
indrukken om de handmatige
●
circulatiefunctie aan of uit te zetten.
Automatische werking van de luchtcircu-
latie van Climatronic
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
148
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangename
geuren op te sporen.
Het in- en uitschakelen van de automati-
●
sche luchtcirculatie is mogelijk in het menu
Setup van de klimaatregeling
Stoelverwarming voor de voorstoe-
len*
Met ingeschakeld contact kunnen de zitbank
en rugleuning van de voorstoelen elektrisch
verwarmd worden.
wordt
Bediening van de stoelverwarming
Door te drukken op het pictogram
Climabar wordt het menu van de stoelver-
warming uitgeklapt.
Druk op het pictogram van de linker- of
●
rechterstoel om de stoelverwarming in te
schakelen op maximaal vermogen.
Druk herhaaldelijk op het pictogram van de
●
linker- of rechterstoel tot het gewenste niveau
is ingesteld.
Om de stoelverwarming uit te schakelen,
●
drukt u herhaaldelijk op het pictogram van de
Bedienen
›››
pag.
144.
van de
overeenkomstige stoel tot geen enkele led
meer brandt.
Indien u het contact weer inschakelt binnen
de volgende 10 minuten, wordt de stoelver-
warming van de bestuurder automatisch in-
geschakeld op het laatst ingestelde niveau.
Gevallen waarin de stoelverwarming niet
mag worden ingeschakeld
Indien een van de volgende situaties zich
voordoet, mag de stoelverwarming niet wor-
den ingeschakeld:
Niemand zit op de stoel.
●
Er is een hoes over de stoel getrokken.
●
Er is een kinderzitje op de stoel geplaatst.
●
Het zitvlak van de stoel is nat of vochtig.
●
De binnen- of buitentemperatuur is hoger
●
dan +25 °C (77 °F).
ATTENTIE
Personen waarvan de gewaarwording van
pijn en warmte beïnvloed is door inname
van bepaalde medicijnen, verlamming of
chronische ziekte (bijv. diabetes), lopen het
risico op brandwonden aan de rug, het zit-
vlak en de benen door het gebruik van de
stoelverwarming.
Personen met een beperkte gewaarwor-
●
ding van pijn en warmte mogen de stoelver-
warming nooit gebruiken.