Rijden met de Travel Assist
De Travel Assist controleert automatisch het
gaspedaal, de remmen en de stuurinrichting.
De Travel Assist kan ook, binnen zijn beperkin-
gen, de wagen vertragen tot complete stil-
stand achter een ander voertuig dat tot ook
stilstand komt, en daarna automatisch weer
wegrijden.
U kunt de ondersteunde regeling op ieder
moment annuleren.
Hoe weet ik of mijn wagen beschikt over
Travel Assist?
De wagen beschikt over Travel Assist indien
op het multifunctiestuurwiel de toets
›››
afb. 154
te vinden is.
Oproep tot ingreep door bestuurder
Indien u uw handen van het stuur haalt,
vraagt het systeem u na enkele seconden om
het sturen over te nemen met een indicatie op
het scherm van het instrumentenpaneel en
aan de hand van geluidssignalen.
ATTENTIE
De intelligente technologie van de Travel
Assist kan de limieten opgelegd door de
natuurkundige wetten niet overwinnen en
werkt enkel binnen de eigen grenzen van
het systeem. Indien de Travel Assist nalatig
of onbedoeld gebruikt wordt, kunnen onge-
vallen en ernstige letsels veroorzaakt wor-
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
den. Ondanks het systeem moet de be-
stuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
Houd rekening met de beperkingen van
●
het systeem en de aanwijzingen over de
automatische afstandsregeling (ACC) en
de rijstrookassistent (Lane Assist).
Pas de snelheid en de afstand tot de
●
voorligger altijd aan afhankelijk van het
zicht, het weer, het wegdek en het verkeer.
Gebruik de Travel Assist nooit bij slecht
●
zicht, op steile hellingen, met veel bochten
of op gladde wegen (zoals bijvoorbeeld bij
sneeuw, ijs, regen of losse steentjes), noch
op overstroomde wegen.
Gebruik de Travel Assist niet in het terrein
●
of op een onverhard wegdek. De Travel As-
sist is enkel bestemd voor gebruik op ver-
harde wegen.
De Travel Assist reageert niet bij perso-
●
nen of dieren, noch bij kruisende wagens of
bij een tegemoetkomende wagen op de-
zelfde rijstrook.
Rem onmiddellijk indien de Travel Assist
●
de snelheid niet voldoende mindert.
Rem onmiddellijk wanneer een indicatie
●
om te remmen verschijnt op het scherm van
het instrumentenpaneel.
Rem wanneer, na een indicatie om te
●
remmen, de wagen ongewenst rolt.
Houd de handen steeds op het stuur en
●
wees klaar om op elk moment zelf te kun-
nen sturen. De verantwoordelijkheid voor
het juist aanhouden van de rijstrook ligt al-
tijd bij de bestuurder.
Indien op het display van het instrumen-
●
tenpaneel een oproep tot ingreep van de
bestuurder weergegeven wordt, neem dan
onmiddellijk weer de controle over de wa-
gen over.
U moet altijd klaar zijn om zelf de snel-
●
heid te kunnen regelen.
243