Breng het reisdoel naar de gewenste posi-
●
tie.
Haal uw vinger van het scherm. De route
●
wordt opnieuw berekend.
Verkeersincidenten vermijden
Het routeplan toont de actuele verkeersinci-
denten indien de navigatie over die gegevens
beschikt. Vermijd de verkeersincidenten door
het routeplan te bewerken
Druk op een verkeersincident.
●
Druk op Omrijden. De route wordt opnieuw
●
berekend.
Splitscreen
Bij de bediening van de navigatiefuncties kan
er een extra venster (splitscreen) worden ge-
opend met bijkomende opties. De mogelijke
opties hangen af van de gebruikte functie.
Het extra venster sluiten
Druk op een vrij deel buiten het extra ven-
●
ster.
OF: druk op
.
●
OF: druk op OK.
●
Functies in het extra venster:
Op kaart
Toont de selectie op de kaart.
weergeven
190
Functies in het extra venster:
Tussenstop
toevoeg.
Directe route
Wissen
Omrijden
›››
pag.
189.
Routegelei-
ding stoppen
Gebruikspatroon leren
Tijdens het rijden slaat de navigatie de afge-
legde routes en reisdoelen op om automa-
tisch voorstellen voor reisdoelen te genere-
ren. De reisdoelen worden geleerd volgens
het tijdstip van de dag en de dag van de
week.
De navigatie kan tot 5 routes tegelijk voorstel-
len. De voorgestelde routes kunnen verschil-
len van de routes van de normale routegelei-
ding.
Infotainmentsysteem
Voegt een tussenstop toe aan de
routegeleiding.
Start de rechtstreekse routegelei-
ding.
Verwijdert een tussenstop uit de
routegeleiding.
Vermijdt een verkeersopstopping.
De route wordt opnieuw berekend.
Beëindigt de huidige routegelei-
ding.
Het extra venster sluiten.
Voegt een reisdoel toe aan de fa-
vorieten.
Indien u een van de voorgestelde reisdoelen
selecteert, wordt de routegeleiding naar dat
reisdoel gestart.
De routegeleiding volgt de geselecteerde
route tot de wagen ervan afwijkt. In dat geval
wordt de route opnieuw berekend en rijdt u
opnieuw langs de kortste weg naar het aan-
vankelijk gekozen reisdoel.
De routegeleiding houdt rekening met be-
langrijke verkeersopstoppingen; ze worden
vermeden indien er alternatieve routes zijn,
op voorwaarde dat de navigatie over derge-
lijke gegevens beschikt.
U kunt de functie op ieder moment in- en uit-
schakelen.
Gebruikspatroon leren in- en uitschakelen
De instelling bevindt zich in het overeenkom-
stige menu van de navigatie
van de basisfuncties.
Om de functie in te schakelen, activeert u
●
Gebruikspatroon leren.
Om de functie uit te schakelen, deactiveert
●
u Gebruikspatroon leren.
Om de opgeslagen gegevens te verwijde-
●
ren, drukt u op Gebruikspatroon wissen.
> Instellingen