Springt aan
Grootlichtregeling (Light Assist) is ingeschakeld
›››
pag.
115.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen
wings- en controlelampjes op pag. 84
acht nemen.
Knoppen voor verlichting en zicht-
baarheid
Dashboard: lichtschakelaar.
Afb. 84
112
Door te drukken op de knop
kiezen tussen (het overeenkomstige lampje
gaat branden):
Ook kunnen de volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld door te drukken op het
›››
overeenkomstige symbool.
in Waarschu-
in
Bij activering van de functie gaat het over-
eenkomstige symbool branden. Om ze te
deactiveren moet u opnieuw drukken op het
symbool.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor
de juiste afstelling van de koplampen en het
voeren van de juiste verlichting.
Bedienen
kunt u
De dimlichten inschakelen
Automatische regeling van het dimlicht en
daglicht
De stadslichten inschakelen
De mistlampen* in- of uitschakelen
Het mistachterlicht in- of uitschakelen
De ontwasemingsfunctie van de voorruit
›››
in- of uitschakelen
pag. 145
De achterruitverwarming in- of uitschake-
›››
len
pag. 145
automatische rijlichtregeling
De automatische rijlichtregeling is slechts
een hulp en kan niet alle rijsituaties herken-
nen.
Wanneer het lampje
brandt, worden au-
tomatisch de lichten van de wagen en de ver-
lichting van de instrumenten en schakelaars
ingeschakeld in de volgende omstandighe-
›››
den
:
De lichtsensor detecteert dat het donker
●
wordt, bijvoorbeeld bij het inrijden van een
tunnel. Ze gaan uit wanneer voldoende licht
wordt gedetecteerd.
De regensensor detecteert neerslag en
●
schakelt de ruitenwisser in. Ze gaan uit wan-
neer de ruitenwisser niet ingeschakeld wordt
na enkele minuten.
Dagrijverlichting
Voor de dagrijverlichting zijn er afzonderlijke
lampen in de koplampen opgenomen.
De dagrijverlichting gaat branden telkens het
contact wordt ingeschakeld indien de lamp-
jes uit zijn of het lampje
brandt indien de
lichtsensor niet herkent dat het donker is. De
dagrijverlichting gaat uit bij uitschakeling van
het contact.
Wanneer het lampje
brandt, zorgt een
verlichtingssensor voor het automatisch in-
en uitschakelen van het dimlicht (inclusief de
verlichting van het instrumentenpaneel) resp.
*