De indicaties en akoestische signalen
aanpassen
De indicaties en akoestische signalen worden
afgesteld in het infotainmentsysteem: functie-
toets
> Bestuurdershulpsysteem > Par-
keerhulp.
Instellingen
Volume achter*
Volume achterin.
Als de parkeerhulp is inge-
schakeld, wordt het volume
Volume verlagen
van audiobron verlaagd vol-
gens de gekozen optie.
Foutmeldingen
Indien op het instrumentenpaneel een fout-
melding verschijnt in de parkeerhulp, is er een
storing.
Als deze storing niet is verdwenen voordat het
contact wordt uitgeschakeld, wordt ze niet
aangegeven de volgende keer dat de par-
keerhulp wordt geactiveerd.
Het wordt aanbevolen de storing te laten re-
pareren in een gespecialiseerde werkplaats.
Trekhaak
Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde trekhaak de aanhangwagen aange-
sloten is, wordt de parkeerhulp niet geacti-
veerd wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Hulpsystemen om te parkeren en manoeuvreren
Achteruitrijhulp (Rear View
Camera)*
Veiligheidsaanwijzingen en ge-
bruiksinstructies
ATTENTIE
De achteruitrijhulp kan niet heel nauw-
●
keurig de afstand tot obstakels meten noch
kan hiermee meer bereikt worden dan zon-
der de hulp. Daarom bestaat er mogelijk
gevaar voor ongevallen en zware verwon-
dingen als het achteloos of zonder de nodi-
ge aandacht wordt gebruikt. De bestuurder
moet altijd de omgeving nauwkeurig obser-
veren zodat de bewegingen in alle veilig-
heid gebeuren.
De cameralens vergroot en vervormt het
●
gezichtsveld en dit kan voorwerpen anders
weergeven dan ze in werkelijkheid zijn. Dit
effect zorgt ook voor een vervormde weer-
gave van afstanden.
Door de schermresolutie of door de licht-
●
omstandigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk worden
getoond. Let op palen, afsluitingen, hekken
of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn
op het scherm.
De achteruitrijhulp heeft hoeken waarin
●
mogelijk geen personen of voorwerpen
worden weergegeven. Houd altijd goed de
omgeving van de wagen in het oog.
Houd de cameralens schoon en vrij van
●
sneeuw en ijs. Dek ze niet af.
Ondanks het systeem moet de bestuur-
●
der te allen tijde opmerkzaam blijven. Con-
troleer altijd het parkeermanoeuvre en de
omgeving van de wagen.
Laat u niet afleiden van het verkeer door
●
de beelden op het scherm.
De beelden zijn enkel tweedimensionaal.
●
Het is mogelijk dat uitstekende voorwerpen
of putten in het wegdek moeilijk of hele-
maal niet waar te nemen zijn.
De lading van de wagen beïnvloedt de
●
weergave van de oriëntatielijnen. De
breedte van deze lijnen vermindert volgens
het niveau van de lading. Let op voor de
omgeving van de wagen als het interieur of
de bagageruimte geladen is.
Bij de volgende omstandigheden lijkt het
●
of voorwerpen of andere voertuigen dich-
terbij of verder weg zijn op het scherm dan
in werkelijkheid. Let vooral op in de volgen-
de gevallen:
Bij het overgaan van een vlakke onder-
–
grond naar een helling en vice versa.
Als in de wagen te veel lading ligt.
–
Als de wagen dichter bij voorwerpen
–
komt die niet op het oppervlak liggen of
die uitsteken vanaf een steunpunt op
de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
»
275