Laat uw voet niet op het koppelingspe-
●
daal rusten; hoewel de kracht die dan
daarop wordt uitgeoefend slechts klein is,
kan die toch leiden tot vroegtijdige slijtage
van de koppelingsplaat. Gebruik de voe-
tenruimte wanneer niet wordt geschakeld.
Zorg ervoor dat de wagen volledig stil-
●
staat voordat u de achteruitversnelling in-
schakelt.
Bij het schakelen altijd het koppelingspe-
●
daal volledig intrappen.
Houd uw wagen niet met draaiende mo-
●
tor en "slippende" koppeling in stilstand op
hellingen.
Automatische versnellings-
bak/automatische DSG-ver-
snellingsbak*
Inleiding
De wagen is met een schakelbak met elek-
tronische regeling uitgerust. De krachtover-
brenging tussen motor en versnellingsbak
gebeurt via twee onafhankelijke koppelingen.
Deze vervangen de koppelomvormer van ge-
bruikelijke automatische transmissies en ma-
ken het accelereren van de wagen zonder
merkbare trekkrachtonderbreking mogelijk.
206
Rijden
Met behulp van het Tiptronic-systeem kun-
nen de versnellingen ook handmatig worden
›››
geschakeld
pag. 208, Versnellingen
schakelen in
Tiptronic-stand.
Controlelampjes
Gaat groen branden
Rempedaal niet ingetrapt.
Trap het rempedaal in om een rijstand te selecteren.
Knippert groen
De vergrendelingsknop op de keuzehendel is niet
vastgeklikt.
Het vooruit bewegen van de wagen wordt verhinderd.
Klik de keuzehendelvergrendeling vast.
Standen van de keuzehendel
In de middenconsole: keuzehendel.
Afb. 132
De keuzehendelstand wordt weergegeven
doordat het betreffende teken oplicht. Op het
scherm met de standen van de schakelbak
M, D, S en E (wanneer het ECO-rijprogramma
›››
is geselecteerd
pag.
214) wordt ook de
geschakelde versnelling weergegeven.
– Parkeervergrendeling
Wanneer u drukt op de knop P worden de
aangedreven wielen geblokkeerd. U mag en-
kel drukken op P wanneer de wagen stilstaat
›››
.
Om op de knop P te drukken, moet u tegelijk
het rempedaal intrappen.
– Achteruitversnelling
De achteruitversnelling mag alleen bij stil-
staande wagen en bij stationair draaiende
›››
motor worden ingeschakeld
Om de achteruitversnelling in te schakelen
(R), moet u tegelijk het rempedaal intrappen.
Met ingeschakeld contact gaan de achteruit-
rijlichten branden bij het inschakelen van de
achteruitversnelling R.
– Vrije stand
In deze stand staat de versnelling in de vrij.
Trap het rempedaal in om de hendel van
stand N naar D/S te brengen bij snelheden
onder 3 km/u (2 mpu) of bij stilstaande wa-
›››
gen
.
.